Deze morgen mocht ik aanschuiven bij de aanjagers van Brabant Culturele Hoofdstad. Zij hebben de ideeën verzameld en gebundeld voor een plan dat burgers, gemeenten, provincies en zelfs bestuurders van Europa moet overtuigen. Waarvan? Nou ja, van de boodschap dat cultuur het cement is van een samenleving die langzaam maar zeer zeker uiteen brokkelt. En dat gedeelde culturele belevingen mensen op de lange termijn verder brengen dan collectieve overconsumptie. Ik hoor de tegenpartij al mompelen in de raadszalen ‘mooie woorden, daar kopen we niks voor’. Dus waarvan willen die aanjagers de mensen overtuigen dan? Wel, van het feit dat een investering van 100 miljoen euro in de cultuur in Brabantstad zijn geld dubbel en dwars waard is. Dat dit in banen, in bestedingen van bezoekers en opleving van een sukkelende regio veel meer oplevert dan we er samen in stoppen. Ga er maar eens aanstaan in een tijd van versombering en versobering.
Jaren geleden mocht ik meewerken aan een onderzoek dat de economische betekenis van de kunsten in beeld bracht voor de stad Amsterdam. Een knap lastig macro-economisch stukje rekenwerk dat liet zien dat elke gulden die in het theater werd besteed het twee- of drievoudige aan koopkracht opleverde in de stad. Of zoiets, ik weet de getallen niet meer, al was het best indrukwekkend. Waarom ik dat niet meer weet? Wel, eerlijk gezegd geloofde ik er zelf niet zo in. Wel in die getallen hoor, maar niet in de waarde ervan. Economische waarde is erg belangrijk, al het andere is me een stuk meer waard. Dus begrijp ik ook dat er mensen zijn die precies andersom denken. Die geen taart kunnen bakken van de uitlatingen over de sociaal-maatschappelijke en culturele waarden van wat er op die podia, in die galeries en op de pleinen en straten van de stad wordt getoond. Die alleen worden overtuigd met harde getallen.
Toch las ik vandaag in ‘de Pers’ een verhaal dat opriep tot meer vertrouwen in de toekomst. Een verhaal waarin Winterswijk werd gespiegeld aan het Duitse dorp Vreden, zo’n vijf kilometer verderop. Terwijl in het Achterhoekse stadje de lokale economie langzaam uitdooft en de winkelpanden worden dichtgespijkerd, leeft deze aan de andere kant van de grens steeds verder op. In de zoektocht naar de oorzaak komen verschillende argumenten voorbij, maar draait het uiteindelijk om één ding: voortgangsgeloof. Onze Oosterburen geloven dat het loont om juist in deze tijd te investeren. Consumenten geven daar hun geld uit en sluiten leningen af, misschien nog wel fanatieker dan voor de banken wereldwijd crashten. Terwijl ze echt niet minder werklozen hebben dan wij. Dat geloof in de toekomst zit blijkbaar in hun cultuur. Terwijl wij alsmaar somberder worden.
Geld moet rollen, aan oppotten heb je niks. En spijt achteraf, daar koop je al helemaal niks voor. Ik herinner me het concert van Tom Waits jaren geleden in Carré. Een kaartje kostte maar liefst €180. Dat vond ik belachelijk. Hier was iemand bewust verschrikkelijk veel geld aan het verdienen en daar deed ik dus mooi niet aan mee. De waarde van dat kaartje bleek veel hoger dan ik durfde toe te geven. Ik weet niet of je 100 miljoen kan investeren in Brabant 2018. Maar het kaartje voor Tom Waits dat ik niet kocht, daar heb ik nu nog spijt van.