zondag 22 december 2013

Petje af

Paauw Fotografie - www.gerdienwolthauspaauw.com

Het was al laat en veel donkerder dan anders, toen ik maandag van de Studiozaal naar huis liep. Kwam zeker door die kerstverlichting. Ik werd staande gehouden door een nogal morsig type. Hij had free-cards uit een rek gehaald bij eetcafé Meesters en bood me die nu te koop aan. Hij mompelde iets van een maaltijd en een dak boven zijn hoofd. Een kaart kostte twee euro. Ik kocht ‘m zonder te twijfelen. Nu moet ik hem nageven dat zijn actie perfect getimed was. Ik was namelijk net bij de Straatmonologen geweest. Een voorstelling die door Traverse werd vertoond om, in navolging van de Eindhovense collega’s, zelf tot een theaterproductie met daklozen te komen.

Die avond vertelden vijf mensen een persoonlijk verhaal met veel strijd en tegenspoed. Monologen over alcoholverslaving, huiselijk geweld en prostitutie. Waargebeurde misère, verteld met de nodige gêne. Dat is wel even andere koek dan ik in het theater gewend ben. Al wordt er bij ons heel wat afgeleden op het podium, de afspraak is wel dat het allemaal nep is. Of het nu de talloze moorden zijn bij Shakespeare of de dronkenschappen bij Eugene O’Neil. Elke acteur, iedereen in de zaal weet het: wij doen hier maar alsof. Dus is het wel even slikken als het plots allemaal echt is.

Terugblikken, het is onvermijdelijk zo vlak voor het einde van het jaar. Maar vrees niet, ik ga geen lijstje fabriceren met hoogtepunten. Dat is voor zo’n bedrijf als Theaters Tilburg trouwens überhaupt schier onmogelijk. Met meer dan 500 activiteiten en ruim 170.000 bezoekers zie ik gegarandeerd iets over het hoofd dat wellicht voor een ander het mooiste moment van het leven is geweest. Maar goed, toen ik mijn geestesoog zo eens langs alle gebeurtenissen liet gaan was er wel degelijk iets dat de boventoon voerde. Leen Braspenning, de artiest op kot van Het Zuidelijk Toneel, had het vorig jaar bij haar voorbereidingen voor haar voorstelling rond Peerke Donders al in de gaten. Ze voorvoelde dat nog voor onze nieuwe koning het door zijn eerste minister bedachte woord ‘participatiesamenleving’ uitsprak bij zijn kroning.
2013 draaide wat mij betreft om de nieuwe barmhartigheid, om begrip en zorg voor een ander. Met zo’n project als de Quiet 500, waarin de armste Tilburgers in beeld worden gebracht, als verlicht uithangbord.

Wellicht zit Scrooge in ons onderbewustzijn. Wij hebben er anders een fraaie gewoonte van gemaakt om zo rond kerst wat minder zelfzuchtig te zijn dan in de rest van het jaar. Morgen mag ik bij de kerstborrel van Theaters Tilburg spreken met Pater Poels. Als er één Tilburgs icoon is van de zorgzame samenleving, dan is hij het wel. Veel medewerkers hebben afgezien van hun kerstpresentje, zodat ik dat in hun naam weer mag doorgeven. Petje af voor deze man, die net als Peerke destijds, leeft ten dienste van een ander. Ik hoop dat hij volgend jaar onze eregast wil zijn als de cliënten van Traverse hun eigen versie van de Straatmonologen vertolken op ons podium. Al moeten we dan wel wat eerder beginnen. De oude man moet op tijd naar huis en naar bed. Bij nacht en ontij fietst hij door de stad om mensen te helpen die in de marge van onze welvaartsmaatschappij zijn beland. Het daglicht is te fel om de monden te kunnen voeden die er het minst om schreeuwen.

zondag 10 november 2013

De Tilburgse theatermachine

Je mist meer dan je ziet. Soms kan ik het activiteitenniveau van Theaters Tilburg gewoonweg niet bijbenen. Neem nu afgelopen week. Er is deze week hard gewerkt door Het Zuidelijk Toneel in de concertzaal. Leen Braspenning zag in Peerke Donders een inspiratiebron. Zij ging op onderzoek uit en maakte en regisseerde een toneelstuk. Zij liet zien dat de concertzaal in de nieuwe setting ook kan worden gebruikt voor een heel eigen vorm van totaaltheater. De wanden van de zaal fungeerde als een groot Imax-scherm voor haar projecties, het decor liep tot diep in de zaal door. ‘Peerke, een icoon’ was een gewaagde en indrukwekkende voorstelling in een unieke setting die het de acteurs niet makkelijk maakte.

Tegelijkertijd was in de schouwburg het circus rond Ellen ten Damme neergestreken. Een heel ander spektakel met Ellen als zinderend middelpunt van een show met acrobaten, muzikanten en dansers. Na een publieksvoorstelling vrijdag was er gisteren een besloten avond voor de bedrijvenclub van de schouwburg. De ondernemers  van de stichting KOBra nodigden elk tien gasten uit voor een gala. Dus stond ook ik in smoking met strikje aan de voordeur. Dat komt overigens vaker voor. In de twee jaar dat ik in Tilburg werk heb ik die outfit al vaker aan gedaan dan in de tien jaar daarvoor. En ik vind het heerlijk. Al die opgedirkte gasten met glimmende schoenen, kekke jurkjes en nieuwe kapsels. De show van Ellen was helemaal raak. Iedereen begaf zich rond elven keurig naar de tot discotheek omgetoverde Studiozaal.

Door ons personeel wordt de schouwburg wel eens geringschattend de ‘Sjouwburg’ genoemd. Er wordt namelijk nogal wat afgesleept met dat fraaie meubilair. Om ruimte te bieden aan al die gasten werden gisteren alle stoelen verwijderd en tilden we veel van de designmeubeltjes naar veiliger plekken in het gebouw. Tot diep in de nacht werd er gefeest aan de Schouwburgring. Vaak zeg ik dat Theaters Tilburg voor bewoners en bedrijven de meest belangwekkende culturele ontmoetingsplek is van Midden-Brabant. Dat is natuurlijk niet altijd zo, maar gisteren wel degelijk.  Al moeten we daar natuurlijk wel wat voor doen, hulde aan alle medewerkers die er steeds maar weer de schouders onder zetten.

In deze maanden is Theaters Tilburg een soort machine, een theatermachine. Een gebouw dat zich steeds weer bliksemsnel aanpast aan de eisen van de activiteiten en de gasten. Terwijl u rustig sliep, werd er hier keihard doorgewerkt. Zaterdagnacht werd er namelijk niet alleen gefeest. In de concertzaal werd het fraaie decor weer afgebroken. De discotheek in de Studio werd weer teruggebouwd tot kleine zaal. Om half elf vanmorgen verschenen onze eerste gasten alweer. Dit keer elk met hun eigen yogamatje. Om deel te nemen aan de lessen yoga op klassieke muziek.

We ontvangen op één dag soms zoveel verschillende soorten gasten. Terwijl ik dit schrijf op een lome zondagmiddag genieten jonge gezinnen van ‘Het paard dat vliegt’ in de Studio en een wat ouder publiek in de wederom omgebouwde concertzaal van ‘Het Ruysdaelkwartet’.  En Ellen rekt zich vast uit om vanavond weer een uitverkocht huis uit de bol te laten gaan in de schouwburgzaal. Ik zal er niet zijn. Net als u mis ik meer dan ik kan zien. Terwijl u en ik straks slapen, tillen onze technici het decor van Cirque Stilleto weer in de vrachtwagen. Het is nog lang geen zomer, onze theatermachine staat voorlopig niet stil.

woensdag 9 oktober 2013

Het A-merk

Al denk je nog zo slim te zijn, af en toe moet je weer eens op cursus. Deze week volgde ik een korte cursus over merken. Of specifieker nog, hoe je als organisatie een A-merk wordt. Of blijft natuurlijk, als je in de gelukkige omstandigheid verkeert dat al te zijn. Want voor Theaters Tilburg neem ik gemakshalve maar even aan dat we dat zijn, een A-merk. Net zoals 013 en De Efteling bijvoorbeeld. Tijdens die cursus kwam ik er achter dat dit helemaal niet zo vanzelfsprekend is. En dat de beleving van een merk vrijwel continu van binnenuit en buitenaf wordt bedreigd. Denk maar eens aan de kwetsbaarheid van Hogeschool Inholland, of de technische ontwikkelingen die merken als Kodak of Remmington inhaalden.

Binnen Theaters Tilburg zijn ‘gastvrijheid, kwaliteit en innovatie’ kernwaarden. Steeds weer opnieuw denken we na of datgene wat we doen aan die waarden voldoet. Zo trainen we ons team in klantvriendelijkheid en denken we voor onze balie of de nieuwe website goed na of u er wel mee uit de voeten kan. En hebben we een passend antwoord als zaken anders uitpakken dan we samen hadden gedacht. En al spreekt het wellicht voor zich, in alles wat we doen staat kwaliteit voorop. Dus selecteren we in elk genre de voorstellingen waarvan wij denken dat ze hoogwaardig zijn en legt de chefkok van restaurant Lucebert zijn lat steeds weer net iets hoger. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet.

Ook de term ‘innovatie’ wordt door elk bedrijf in de mond genomen, daar gaat het dus niet om. Het gaat er om wat je ermee doet. In ons geval zoeken we steeds weer naar nieuw aanbod en nieuwe formules. Dat ziet u bijvoorbeeld terug in de Yogaconcerten, in De Toegift of in de samenwerking met Festival Incubate een paar weken terug. We willen u steeds weer meenemen, steeds weer iets laten ervaren dat net iets anders is dan u had verwacht. Zonder u teveel te confronteren of teleur te stellen. Want dan bent u nog verder van huis, en wij ook. Zo proberen we soms nieuwe dingetjes uit die misschien minder rijmen met uw verwachting. Zoals de nieuwe snoepkraam in de foyer of de stickers op de ramen voor de première van Flashdance. Dat horen we dan graag van u. Want wie weet beslissen we binnenkort toch om dat dan weer anders te doen, of beter zelfs.

Ik leerde ook dat het weliswaar goed is als je die kernwaarden kan benoemen en kan laten zien hoe je dat doet, maar dat het nog belangrijker is dat u dat als onze gast ook ziet. Ofwel, ze moeten dusdanig onderscheidend,  relevant en geloofwaardig zijn dat ze worden herkend in alles wat je doet. Op z’n Engels noemden ze dat ‘living the brand’.

Aan het einde van de dag bespraken we de stelling dat de naam en het merkbeeld van een bedrijf perfect moet samenvallen met de identiteit en de waarde die dat heeft voor de gasten. Daar stond ik wel even met een mond vol tanden. Want is Theaters Tilburg wel wat je op basis van de naam zou vermoeden? We runnen immers geen theaters, maar de schouwburg en concertzaal van Tilburg. In die schouwburg hebben we een grote en een kleine zaal, maar ook een heel goed restaurant. Maar ja, om dat nou ‘theaters’ te noemen. En om de verwarring nog groter te maken ligt Theaters Tilburg aan de Schouwburgring naast parkeergarage Schouwburg. Op de gevel staat in neonletters 'schouwburg tilburg' en 'studio', voor 'concertzaal' op dat andere gebouw moet je goed kunnen zoeken.

De docent noemde dat met een mooi woord ‘merkverwarring’. Hij had meteen een reeks herkenbare voorbeelden van merken die een andere naam hebben gekozen en die na een aantal naamwisselingen er soms jaren later voor kozen hun oude naam terug aan te nemen. Ik zeg niet dat we dat gaan doen. Maar ik vraag me af of er iemand is die in verwarring wordt gebracht als we vanaf morgen ‘schouwburg en concertzaal tilburg’ zouden heten. Ik vertrouw er maar op dat u desondanks heel goed weet waar we voor staan en waar we voor gaan. A rose by any other name would smell as sweet. Wie schreef dat nu ook al weer?

zondag 8 september 2013

Sa ist en net oars


2018Eindhoven | BrabantVandaag werd ik gebeld door een journalist. Afgelopen vrijdag besloot een internationale jury dat Leeuwarden in 2018, samen met Malta, Europese Culturele Hoofdstad zal zijn. Dus wilde hij weten wat het voor Theaters Tilburg betekent dat die titel aan ons voorbij gaat. Tsja, daar vraag je me wat. Ik ben de teleurstelling amper te boven moet ik bekennen. Het is als een droom die plots als een zeepbel uiteenspat. Het ene moment leef je in een wereld van fraaie plannen en grootse verwachtingen, het andere moment sta je weer met twee voeten op de Brabantse grond.


Culturele hoofdstad was een gezamenlijke stip aan de culturele horizon. Een positieve, samenbindende kracht in een tijd dat er binnen culturele instellingen fors wordt bezuinigd. In Tilburg is er dit en vorig jaar geld vrijgemaakt om festivals zoals Mundial en Incubate in de opmaat naar de Europese titel groter en internationaler te maken. Daarnaast was er circus met kinderen in de wijken, zochten we naar een overtuigende culturele aanvulling op de Tilburgse Kermis en toog Het Zuidelijk Toneel met Fontysstudenten naar onze zusterstad Chanzhou.

Is dat allemaal voor niets geweest dan? Natuurlijk niet. Er zijn samenwerkingsverbanden gesmeed die de basis zullen vormen voor nieuwe belangwekkende projecten in de komende jaren. Ook zonder die Europese titel. Op een tweet waarin ik mijn teleurstelling uitte, reageerde iemand dat het überhaupt geldverspilling is, dat hele idee van Culturele Hoofdstad. Hoe kortzichtig kan je zijn. In de wereld waarin we nu leven is creativiteit de belangrijkste grondstof. Een steeds groter deel van ons bruto nationaal product is rechtstreeks afhankelijk van ons innovatief en creatief vermogen. En geen kracht is groter dan die van de verbeelding. Kunst laat ons inzien dat het altijd anders kan. Dat er tenminste altijd één uitweg meer is dan je ziet.

Dus kunnen we in 2018 ook zonder die titel. In Brabant weten we elkaar toch wel te vinden. Voor sterke plannen is altijd geld te vinden. Natuurlijk niet zoveel als waar we van droomden, maar we zijn creatief genoeg om ook daar weer een uitweg voor te vinden. Dus gaan we onverschrokken voort met het versterken van onze festivals, de samenwerking tussen talenvolle makers en podia en de ontwikkeling van projecten in de wijken. En ja, daarvoor is geld nodig. Er is de afgelopen jaren structureel drie miljoen euro per jaar uit het Tilburgse cultuurbudget gestreept. Het zou helpen als tenminste een deel van het gereserveerde budget voor 2018 hierin wordt geïnvesteerd.

Terwijl ik dit opschreef dacht ik aan het project Nieuwe Liefde dat op dit moment over onze stad wordt uitgerold. Weer zo’n fraai voorbeeld van samenwerking tussen maatschappelijke en culturele instellingen. In de geest van dat project vroeg ik me af of er ook zoiets bestaat als ‘interstedelijke barmhartigheid’. Want ik gun Leeuwarden die titel van harte. Als ik het op landsniveau bekijk dan begrijp ik die jury wel. Een culturele en economische impuls in het Noorden van ons land zal van grotere betekenis zijn dan hier in het (cultureel) rijke Zuiden. Dus overwin ik mijn teleurstelling en feliciteer ik de Friezen met hun overwinning. Sa ist en net oars, want as 't oars wie, wie t net sa.

En wij? Wij weten dat het altijd anders kan, hier in Brabant, want hier brandt het licht.

donderdag 1 augustus 2013

Vrijdenken op een zomerochtend

Het is stil op de podia van Theaters Tilburg. Net als op de schaatsbaan, in de scholen en bij de universiteit. Iedereen speelt buiten, in de zomer blijven onze zalen leeg. Al lijkt het me ook weer niet zo stil als in het klooster hiernaast. Integendeel, het is hier een drukte van belang. Zelfs bij dertig graden staan de schilders te fluiten op de steiger, trekken zwetende installateurs kabels door onze gangen en boren ze luidruchtig gaten in de muur terwijl ik sta te bellen. Er wordt hier echt hard gewerkt. Onderhoud doen we als de acteurs en musici op het strand liggen, of zich laven aan de prosecco op de zomerfestivals.

De telefoon gaat nu aanmerkelijk minder dan wanneer er een ‘ R’ in de maand zit. Dus is er tijd om de klussen te doen die ik al die tijd voor me heb uitgeschoven. Na twee jaar directeurschap puilde mijn kast uit en overschreed mijn digitale archief het toegestane aantal megabites. Dus ben ik aan het opruimen geslagen. De stad volgt mijn opruimdrift. Na de laatste knallen van het vuurwerk in de Piushaven  wordt de binnenstad al de hele week geveegd en hersteld. De grootste kermis van Nederland heeft haar sporen nagelaten. Bomen rijden op heftrucks door de straten, het straatmeubilair gaat op zoek naar haar oude plekje.

Medewerkers die nu niet op vakantie zijn verleid ik op deze zomerse dagen eens per week op een potje vrijdenken. In het seizoen is daar weinig tijd voor, dan zijn we druk met artiesten en publiek. Nu daag ik hen uit om de briljante ideeën te delen die ze in de vakantie opdeden. Thuis op het balkon, op het luchtbed in de Noordzee of in dat eeuwenoude theater in Italië. Want als je even afstand neemt zie je de dingen soms helderder, of vanuit een heel ander perspectief. Zo droomden we een stadsstrand, gewoon hier voor de deur aan de Schouwburgring. Met speeltoestellen, strandstoelen een cocktailbar met zomerse muziek. Of een hippe loungeclub in die ruimte boven de hoofdentree. Met elke dag een leuke DJ en cool publiek in luchtige jurkjes en kekke hemden. U ziet, we zijn nog maar net terug en zitten met ons hoofd nog in de vakantie. De komende weken worden we concreter en wie weet, levert het fraaie nieuwe plannen op voor projecten en activiteiten in ons huis.

De zomer biedt ook ruimte voor andere gesprekken. Zo was ik bij de buren, de Zusters van Liefde in het klooster aan de Oude Dijk. Een plek die ik al twee jaar passeer, zonder te weten wat zich achter de vitrages afspeelt. Ik werd er met koffie en kruidkoek hartelijk ontvangen en rondgeleid. De monumentale gebouwen zijn de afgelopen jaren zorgvuldig gerestaureerd en aangepast voor deze steeds ouder wordende  gemeenschap. Er wonen naast de schouwburg maar liefst 180 zusters, die zijn gemiddeld 88 jaar oud. Sommigen uiterst monter en zelfredzaam, anderen hulpbehoevend en verward. Mijn verwachtingen bleken trouwens hopeloos achterhaald. Hier geen murmelende dames die in traditionele kledij door kloostergangen schrijden. Deze organisatie wil zich niet verschuilen, maar juist openstaan voor mensen van buitenaf.

Als je even met elkaar praat heb je meer gemeen dan je vooraf denkt. Dus volgde een gesprek over de relatie met de stad, over publiek en wat je daar voor kan doen. En dat we zo nu en dan best wel eens iets samen zouden kunnen ondernemen, wie weet. De eerste samenwerking is trouwens al een feit. Op 14 en 15 september is het open monumentendag en kan ook u bij de dames op bezoek. Bij de entree van de kapel herkent u dan wellicht de rode loper met glimmende paaltjes en koorden van Theaters Tilburg. Met een beetje mazzel draaien de rollen dan een keer om en is het daar drukker dan hier. Voor een dag meer publiek op de kerkbanken dan op de theaterstoelen, een goede buur gun je nieuwe vrienden.

maandag 24 juni 2013

Het straathondje van Brabant

“Ik vind het eigenlijk niet zo erg dat Tilburg het straathondje is van Brabant. Het is niet het mooiste hondje, maar wel het leukste.” Sommige spreuken kunnen zo op een tegeltje. Er zijn mensen die erin grossieren. Deze uitspraak is van Marc-Marie Huijbregts. Ik overviel hem een beetje met mijn verzoek om me te helpen met een filmpje voor culturele hoofdstad. Want eerlijk gezegd had hij daar nog nooit over nagedacht. Terwijl wij er hier en in de andere Brabantse steden toch redelijk druk mee in de weer zijn de afgelopen tijd. Het zogenaamde ‘bidbook’ was een eerste zichtbaar resultaat. Dat boek met projecten in en om Eindhoven steekt knap in elkaar, we hebben er in de strijd om de titel toch maar mooi Utrecht en Den Haag mee verslagen. Nu verder voor de hoofdprijs.

Maar goed, die Marc-Marie. Hij was een paar weken terug toch in huis dus mocht ik hem wel een paar vragen stellen. Dat deed ik voor een filmpje dat een beeld schetst van de positie van Tilburg in dat hele selectietraject. Met antwoorden op vragen die gewone mensen zichzelf stellen over dit onderwerp. Hoe dat dan werkt zo’n culturele hoofdstad. En wat je er eigenlijk aan hebt als regio. Of het niet oneerlijk is dat Eindhoven in die hele competitie dan voorop mag lopen. Hoe we daar nu dan al mee bezig zijn, terwijl het pas over vijf jaar zover is. We hebben er de mensen voor gesproken die nu al aan het oefenen zijn, de organisatoren van de zogenaamde opmaatprojecten.

Vorige week kwam Rob van Gijzel naar de Studio om samen met leden van de Tilburgse gemeenteraad van gedachten te wisselen over de plannen voor culturele hoofdstad. We draaiden de trailer en ik mocht een kort gesprekje doen met Matthijs Rümke. Dit keer trad hij op in de rol van artistiek adviseur van het projectbureau culturele hoofdstad. Hij is gelukkig weer aan de beterende hand, die Matthijs, en hij wist met enthousiasme een perspectief op de gezamenlijke toekomst te schetsen. Vervolgens kwamen natuurlijk de kritische vragen. Die Eindhovense burgemeester was niet voor niets naast onze eigen burgervader Noordanus en wethouder Frenk gaan zitten.

De kern van het vraagstuk zit ‘m natuurlijk in de verhouding tussen die steden. Hoe loyaal kan de ene stad zijn aan de andere. Wat heb je voor elkaar over? Want het spreekt voor zich dat Eindhoven het meest profiteert van die Europese titel. Toch kan dat het probleem niet zijn. Het wil immers niet zeggen dat niet de hele regio er beter van wordt. Dat die titel bijdraagt aan de verschuiving van de balans binnen Nederland. Dat deze regio nu eenmaal steeds creatiever en innovatiever lijkt te worden en dat we daar allemaal een beetje vrolijker van worden. Dat wist die mijnheer Van Gijzel allemaal heel oprecht en knap te verwoorden. Notoire sceptici konden hun sympathie voor deze man met een missie niet verhullen.

Het blijft nog even spannend, al weet de jury het natuurlijk al lang. Op 6 september 2013 weten wij het ook. Meteen daarna zullen de discussies over de verdeling van die honderdveertig miljoen de kop opsteken. Binnenshuis natuurlijk, niet op straat. Want daar zei Marc-Marie ook nog iets fraais over, al kwam dat niet in ons promofilmpje. ”Het is met die Brabantse steden net als bij ons moeder thuis. Achter de voordeur slaan we mekaar de kop in, maar buiten niet, daar staan we voor mekaar in. Waag het eens een vinger uit te steken naar mijn zus, ik sla oe op oew bakkes.” Blijkbaar maakt het niet uit of dat zusje de knapste is, of de lelijkste. Verbroedering overstijgt schoonheid, dat komt in het geval van Tilburg toch maar mooi uit.

Het filmpje vind je op www.2018eindhoven.eu en natuurlijk ook via de link hier.

zaterdag 1 juni 2013

De stad van

Elke zaterdag staat op de website van het Brabants Dagblad de rubriek: De Stad van… Aan de hand van een aantal vaste steekwoorden geeft een al dan niet bekende Tilburger wekelijks zijn of haar beeld van de stad. Op 1 juni  mocht ik die rubriek vullen. Over mijn eenmalige ervaring in Noorderligt, de abdijkaas bij La Chouffe en de constatering dat het verdriet van Tilburg 'm zit in dat wat de stad niet is.

Café
Ik woon vlak bij Burgemeester Jansen. De alom aanwezige Frank van Pamelen gebiedt mij zo nu en dan om me daar te vertonen. Hij heeft daar een speciaal digitaal alarm voor ontwikkeld. Dan drinken we met zijn vrienden in een te korte tijd te veel van die lekkere biertjes. Zodat ik de volgende ochtend met een verdwaasd hoofd opsta. Terugdenkend aan een discussie over nieuwe barmhartigheid of een ander onderwerp dat ik dan niet helemaal meer kan duiden.

Restaurant
In de Tuinstraat zit eetcafé 'Bij Maud Eten en Drinken'. Ik ben wel onder de indruk van de ondernemerslust van deze dame. In een tijd waarin bijzondere winkeltjes en initiatieven in de Tilburgse binnenstad één voor één omvallen bouwt zij haar imperium gestaag uit. Met creatieve workshops, kinderfeestjes, citygames en nu dus een restaurant. Ik heb er laatst gegeten. Dat is wel OK, ze winnen mij er vooral met hun persoonlijke aandacht en de huiselijke sfeer. 

Snack
Als het op snoepen en snacken aankomt ben ik een saaie vent. Ik ben er niet zo van. Ik kom nooit in een snackbar. Hoewel, als ik eerlijk ben hou ik weer wel van wat lekkers bij een glas Belgisch bier. Dan koop ik abdijkaas bij Bastiaansen op de zaterdagmarkt, voor bij de La Chouffe.

Kunst
Werk en privé vloeien naadloos in elkaar over. Kunst vertonen, dat is voor mij gewoon hard werken en zakelijk nadenken. Ik hou van internationale topproducties op ons eigen podium. Genieten doe ik bij de podia en festivals van mijn collega’s. Ik zie uit naar Eric Vloeimans, geprogrammeerd door Paradox in het Natuurtheater in Oisterwijk deze zomer.

Natuur
Natuur lijkt hier iets van buiten de stad. Met de bossen en duinen op loopafstand. Binnen de stad ligt het groen veelal verscholen. Als je goed kijkt sta je versteld van de kleine landgoederen die ongezien blijven. Laatst was ik bijvoorbeeld bij Kinderboerderij Maria Goretti, in de wijk Theresia. Gecultiveerde natuur die dankzij de onaflatende inzet van een paar vrijwilligers in stand wordt gehouden. Dat is wel een pluimpje waard.

Mag op de schop
Wat een typisch Tilburgse vraag. Als een gebouw je niet aanstaat, dan mag het blijkbaar op de schop. Die houding heeft het aangezicht van deze stad bepaald. Niet alles hoeft op de schop, deze stad heeft al genoeg gaten. Laten we die eerst vullen, nee liever nog, laten we die omploegen en er gras en klaprozen inzaaien.

Winkel
Bij Theaters Tilburg staan kwaliteit en gastvrijheid hoog in het vaandel. We hebben vriendelijk toppersoneel, dat zit hier ingebakken in het dna. Dus kijk ik steeds kritisch hoe dat op andere plekken is. Hier in de straat zit Runnersworld, een winkel voor lopers. Ze verkopen goede spullen en ze doen dat met veel kennis en aandacht, maar daarmee is het niet gedaan. Ze organiseren activiteiten en leveren service ook lang nadat je er iets hebt gekocht.

Beste herinnering
Voor alles is een eerste keer. Ook in Tilburg. Mijn eerste live ervaring als Eindhovense tiener was bij de Belgische zangeres Jo Lemaire in het Noorderligt. Nooit eerder zag ik zo’n band en hoorde ik zo’n fraai stereogeluid. Mijn ervaring met het Noorderligt is daarbij overigens gebleven.

Verdriet
Hiervoor woonde ik in een prachtige oude vestingstad. Met stadsmuren, een marktplein, een raadhuis en een kerk. Dat heeft Tilburg dus niet, zo simpel is het. Daar kun je wel over doormeieren, maar het levert niks op. Het verdriet van Tilburg zit ‘m in dat wat het niet is. Elke dag is er wel iemand die daar aan refereert, dus blijkbaar zit dat verdriet wel diep.

Borrelen met
In mijn vak is het elke dag feest. Steeds weer nieuwe redenen om te borrelen. Bijzonder genoeg ken ik mijn buren niet. Die van Theaters Tilburg bedoel ik. De Zusters van Liefde wonen in het klooster aan de Oude Dijk. Daar zou ik nu wel eens op de koffie willen. Want borrelen, dat doen ze geloof ik niet.

Ontspanning
Als je steeds maar weer op pad bent, biedt thuis zijn je de beste ontspanning. Ik zie uit naar het nieuwe boek van Dimitri Verhulst, gewoon  in mijn achtertuin. Ik woon bij de Piushaven en die riante tuin is er overigens nog maar even. Ook hier moet onder druk van de vooruitgang groen plaatsmaken voor grijs. De hoge naaldbomen worden binnenkort gerooid, mijn gras wordt geplaveid tot publiek parkeerterrein.

Eeuwig zonde
Al ben ik niet erg katholiek in mijn opvattingen, de zeven hoofdzonden zijn de enige die er toe doen. En die zonden zijn overigens nooit eeuwig, je kan altijd biechten en boete doen. Eeuwig zonde refereert voor mij te veel aan het verleden, ik leef in het nu, dat is al moeilijk genoeg.

Tilburg
Met anderen mag ik zo nu en dan nadenken over de identiteit van de stad. En hoe we die dan weer overbrengen aan mensen die Tilburg nauwelijks kennen. Dat is nog best lastig. Er is hier zó veel te doen. Elk weekend is er weer een festival, elke avond kan je jezelf op tien plekken tegelijk vermaken. De kracht zit ‘m in de Tilburgers zelf. Die zijn buitengewoon aardig en sympathiek. Er hangt zo’n sfeer van samen aanpakken en niet moeilijk doen, dat bevalt me wel.

vrijdag 10 mei 2013

Uniek publiek


Het lijkt zo eenvoudig, zo’n theater runnen. Je doet elke avond de deur open en het publiek stroomt toe. Je kijkt glimlachend naar de menigte die zich over de trap en langs de garderobe naar het rode pluche begeeft. Je knikt links en rechts eens naar burgemeester en notaris. Overdag breng je door op terrassen en in restaurants, verheven gesprekken voerend over artistieke uitdagingen met regisseurs en financiers. Het leven van een theaterdirecteur is schijnbaar simpel.

Deze week leek het er heel even op. Er had zich woensdagochtend een aardige rij van kooplustigen gevormd voor de deur aan de Schouwburgring. Klokslag 12 uur draaide ik het slot open en zag hoe de dames van ticketing met gezonde blosjes het publiek in de rij en aan de telefoon van kaartjes voor het volgende seizoen voorzag. Al speelde zich het grootse deel van de drukte uiteraard achter de digitale schermen af. De wachtrij op onze website was al snel langer dan die aan de deur. Terwijl er toch tegelijkertijd meer dan 150 mensen in ons virtuele winkeltje rond mochten struinen. Ze zijn er gelukkig nog, de mensen die al begin mei kaartjes kopen. Voor voorstellingen en concerten die vaak pas over een half jaar gaan plaatsvinden. Al worden er het wel elk jaar een beetje minder.

Dat betekent dat een steeds groter deel van ons publiek pas enkele dagen vooraf besluit om te gaan. Als ze al niet te laat zijn. Want dat heb je nu eenmaal met een theater, die artiest staat niet elke dag op dezelfde plek zijn show af te draaien. Dan komt het er dus niet van, dan heeft u het gemist. En die lege stoel op die ene avond met uw ultieme artiest, die kan ik niet op voorraad leggen voor als u toevallig weer eens zin heeft. Dat was, hoe bijzonder is de wetenschap, deze week dan ook de belangrijkste conclusie van het Sociaal Cultureel Planbureau. Veel mensen willen wel naar cultuur, maar ja, het komt er nu eenmaal niet van. In de vrije tijd kunnen teveel keuzes worden gemaakt, dus kiest het publiek wat voor de hand ligt: de bank thuis. Om zich de dag erna te realiseren dat ze iets hebben gemist.

Natuurlijk leggen wij ons daar niet bij neer. Onze marketeers bedenken de meest geavanceerde trucs om ons publiek te verleiden naar ons toe te komen. Het eenvoudigst zijn daarbij de mensen die door onze gangen lopen. Die weten wel wat voor een fijn personeel we hebben, hoe fraai dat gebouw is, hoe lekker die stoelen zitten, hoe perfect het geluid en het licht is en welke uitstekende neus voor kwaliteit onze programmeur heeft. Nee, veel lastiger zijn de mensen die maar heel af en toe langskomen. Omdat ze een cadeaubon hebben gekregen, eindelijk eens naar Jochem Myjer willen of omdat Ome Ad bij de Tilburgse Revue speelt. Dat publiek kan je niet maandelijks een flyer of mail sturen. Dus proberen we met uitgekiende modellen mensen precies op het juiste moment een impuls te geven. Elke voorstelling kent zijn eigen doelgroep met zijn eigen gebruiksaanwijzing. Iedereen zijn eigen duwtje in de rug.

De vraag is natuurlijk of die doelgroepanalyses enig verband hebben met de werkelijkheid. Ieder mens is immers uniek, elke avond heeft zijn geheel eigen opbouw van individuen. Ook al zijn er overeenkomsten, geen enkele groep scheer je over één kam. Al zijn er wel opmerkelijke publieksgroepen. Neem nu het publiek voor Scapino Rotterdam. Een wonderlijke mix, van hippe gasten met korte baardjes en van die ijsmutsjes tot klassiek schouwburgpubliek dat zich speciaal omkleedt voor ze hier de rode loper betreden. Markante bezoekers, inclusief enkele zusters van liefde. Dat zijn onze achterburen. In donker tenue met kenmerkende witomrande hoofddoek. Glimlachend kijk ik ze aan en realiseer me. Iedereen is uniek, maar sommigen zijn dat iets meer dan anderen.

maandag 8 april 2013

Mijn stad, jouw stad


Stef Bos heeft een fraai lied waarin hij Antwerpen bezingt. Hij woonde er volgens mij niet eens zo gek lang, maar hij stak zijn liefde voor die stad niet onder stoelen of banken. Met Tilburg ligt dat net even anders. Want standaardmooi, ik bedoel dat wat de meeste mensen mooi vinden, nee, dat is deze oude industriestad niet. Toch zul je er velen tegenkomen die hier nooit meer weg willen gaan. En dat snap ik wel. Deze stad heeft wel iets. Heel veel zelfs. Maar wat is dat dan precies?

Morgen mag ik daarover met een aantal knappe koppen discussiëren. Hoe verkopen we Tilburg aan de bewoners, bezoekers en bedrijven? Citymarketing noemen ze dat met een oud modewoord. Dat is nog een lastige vraag, een stad is immers geen product, geen winkeltje maar een knap ingewikkeld ding. Zeker als ze op de markt niet al eeuwen in kostuumpjes met ronde kazen rondhollen en eindeloze rijen pakhuizen bouwden, of als het hoogste punt geen honderd jaar oude stalen toren met knipperlichtjes is. Een grote stad als deze is zoveel meer. Dan kom je als marketeer niet weg met een duurbetaalde slogan.

Theaters Tilburg wil het podium van de stad zijn, de meest belangwekkende culturele ontmoetingsplek van de hele regio zelfs.  Daarom denken we mee over citymarketing. Want ook wij willen een positief plekje in uw hoofd. Dat lukt gegarandeerd met onze onvergetelijke voorstellingen en concerten. Al moet u dan wel komen natuurlijk. Hoewel, zelfs als u langsrijdt ziet u het al. Want Tilburg heeft niet zo gek veel gebouwen waar je zo makkelijk trots op kan zijn. Zeker nu de schouwburg binnenkort tot rijksmonument wordt verheven. Welverdiende erkenning voor de architecten van destijds en voor degene die in de afgelopen vijf decennia voor die stenen zorgden.

Het draait bij Theaters Tilburg niet om de gebouwen, maar om de artiesten die we op onze podia brengen. Sommigen kent u al zo lang, anderen zijn gloednieuw. Ze komen vaak vers van de academie die aan ons grenst. En voor ze bij ons staan hebben ze al een hele zwerftocht door Tilburg en de rest van het land gemaakt. Want echt talent is onstuitbaar en toont zich op de gekste plekken. De hele stad kan hun podium zijn. Niet geheel toevallig was dat trouwens de titel van de gemeentelijke beleidsnota over de podiumkunsten. De stad als podium. Een fraaie gedachte, we maken de kunsten zo toegankelijk voor iedereen.

Er schuilt in dat denken trouwens ook een gevaar. Alsof je overal ongestraft voorstellingen en concerten zou kunnen brengen. In buurthuizen, op pleinen, in oude industriële gebouwen. Dat is natuurlijk niet zo. Hoogwaardige podiumkunsten staan op een hoogwaardig podium. Die vragen om dure apparatuur, goed geconditioneerde zalen en gediplomeerd personeel. Al met al een vrij kostbare onderneming. En wat zo raar is, hoe meer je buiten de schouwburg of concertzaal programmeert, hoe duurder het wordt. Want terwijl je aan de ene kant van de stad mensen en middelen bij elkaar grabbelt, staan ze aan de andere kant met lege handen te kijken hoe het geld door de handen glipt.

Verkoop je als stad dat wat je al bent, of juist dat wat je wil worden? De relatie tussen citymarketing en stedelijke ontwikkeling is me niet helemaal helder, maar hij is er wel. Dus let ik bij al die plannenmakerij goed op. Want Tilburg heeft wel iets. Heel veel zelfs. Maar wat, dat weten we nog niet zo precies.

dinsdag 26 februari 2013

Weemoed


Eind februari, de winter komt maar niet ten einde. Ik loop door de sneeuw, dikke vlokken slaan in mijn gezicht. Met mijn muts en koptelefoon op ren ik door mijn eigen wereld. Ik voel geen kou, ik hoor mijn ademhaling niet. In mijn oor fluistert, schreeuwt en zingt een vriend. Het is geen allemansvriend, maar wel een van velen. Een troostende vriend, een poëtische vriend. Mijn MP3 speelt hem omdat ik wat somber ben. Rennen en naar muziek luisteren kan helpen. Hoewel het best diep zit, dat grijze gevoel in mijn borstkas.

Als je ergens op focust komt het vaker voor. Wanneer je een baby verwacht blijkt de halve wereld zwanger. En ook andersom. Ik hoor dat iemand ernstig ziek is, plots blijken dat er toch wel erg veel te zijn. Vandaar dat gevoel. Een aantal mannen waar ik me in het afgelopen jaar in Tilburg aan ben gaan hechten is erg ziek, ongeneeslijk zelfs. Een van hen organiseerde maar vast zijn eigen afscheidsfeestje, onlangs in Paradox. De ander nam ons met een groep op sleeptouw naar Krakau. Ik bewonder hem, na een vreselijk jaar en met weinig perspectief zet hij toch steeds weer een nieuwe stip aan zijn horizon.

Dat is waarom ik luister naar Maarten van Roozendaal, terwijl ik langs Zomerlust naar het oosten ren. U kent hem vast, hij treedt elk jaar op in de Studio. Of trad op moet ik zeggen. Ook hij is binnenkort aan de beurt. Moeilijk om te geloven dat zo’n onheilstijding waar kan zijn. Hij is een dode met verlof. Dat zijn z’n eigen woorden, hij schreef er de prachtigste liedjes over. Die prent hij me nu in. Gelukkig is er hoop, altijd weer. Al is het heerlijk te zwelgen in weemoed.

Als dit drama voor u wellicht te groot is, troost u, voor een theater is geen dramatiek te groot. Maar ook niets is te frivool, te vrolijk of te fraai. Dus stap even uit uw eigen wereld en stap binnen in die van ons. Haal uw hart op, verlang naar het voorjaar. Want eens wordt het weer lente, het wordt altijd weer lente. Al sneeuwt het soms zelfs in april.

Tsja, als je die laatste drie blogs leest zou je denken dat die mijnheer van Theaters Tilburg de laatste tijd toch wel erg zwaarmoedig wordt. Ik beloof u de volgende keer weer enthousiasme en jeugdige overmoed.

donderdag 31 januari 2013

De troost van muziek


Krakau, International Holocaust Remembrance Day, 27 januari.

Het is bitter koud, we staan met een groep Nederlanders in de sneeuw in Auschwitz-Birkenau. De plek waar miljoenen mensen zijn vermoord. Tot dat moment heb ik het allemaal braaf aangehoord, terwijl we rond werden geleid langs de plekken met de meest verschrikkelijke verhalen. Ik hoef ze u niet te vertellen, ik leg het u niet uit. De beelden zijn onuitwisbaar in ons collectief geheugen gegrift. Maar toch, terwijl ik me er op heb voorbereid, lijkt de horror langs me af te glijden als regendruppels op een ruit.

Wellicht komt het door de Poolse gids. Zij geeft in keurig Duits een soort industriële rondleiding, met een focus op aantallen, snelheden, hoeveelheden. Dat raakt me allemaal niet. Nee, ik krijg het pas zwaar te verduren bij dat kleine zigeunermonument in die vlakte met restanten van schoorstenen en loodsen. Daar vertelt Ton Horn, de voorzitter van het gezelschap waarmee we naar Krakau zijn afgereisd, zijn eigen verhaal. Over het neefje van zijn vader dat in die laatste oorlogsjaren werd gedeporteerd naar deze plek. Ton las een deel van een gedicht waarin iemand vertrok zonder te zwaaien, om vervolgens nooit meer thuis te komen. We stonden samen zwijgend in de sneeuw en slikten. Typisch hoe trefzeker poëzie kan zijn.

De dag erna zitten we met een paar honderd mensen in de concertzaal van Krakau. Het orkest komt op, het koor volgt, dan de solisten en de dirigent. Voor de tweede keer hoor ik het Requiem for Auschwitz. Een bombastisch en heftig symfonisch werk, al snel trekt het orgel en het koor alle registers open en zingen de solisten op vol volume. De componist, de Roma-zigeuner Roger Moreno Rathgeb, gebruikte een compositie van Verdi en zette dat na lang zwoegen volledig naar eigen hand. En met effect, want keer op keer voel ik de rillingen over mijn rug.

De inwoners van Krakau laten het die avond enigszins afweten, zij worden denk ik al voldoende herinnerd aan de gruwelen uit het verleden. Gisteren was voorlopig de laatste uitvoering van dit gezelschap, op een minstens zo beladen plek: der Berliner Philharmoniker. Net als Krakau is Berlijn een plek waar de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog dagelijks terecht levend wordt gehouden. De musici speelden op nog geen twee kilometer afstand van Adolf's bunker. Hoe fraai ook gezongen, hoe mooi ook gespeeld, geen muziekstuk biedt voldoende troost.

Zie ook www.requiemforauschwitz.eu