Vandaag werd ik gebeld door een journalist. Afgelopen vrijdag besloot een internationale jury dat Leeuwarden in 2018, samen met Malta, Europese Culturele Hoofdstad zal zijn. Dus wilde hij weten wat het voor Theaters Tilburg betekent dat die titel aan ons voorbij gaat. Tsja, daar vraag je me wat. Ik ben de teleurstelling amper te boven moet ik bekennen. Het is als een droom die plots als een zeepbel uiteenspat. Het ene moment leef je in een wereld van fraaie plannen en grootse verwachtingen, het andere moment sta je weer met twee voeten op de Brabantse grond.
Culturele hoofdstad was een gezamenlijke stip aan de culturele horizon. Een positieve, samenbindende kracht in een tijd dat er binnen culturele instellingen fors wordt bezuinigd. In Tilburg is er dit en vorig jaar geld vrijgemaakt om festivals zoals Mundial en Incubate in de opmaat naar de Europese titel groter en internationaler te maken. Daarnaast was er circus met kinderen in de wijken, zochten we naar een overtuigende culturele aanvulling op de Tilburgse Kermis en toog Het Zuidelijk Toneel met Fontysstudenten naar onze zusterstad Chanzhou.
Is dat allemaal voor niets geweest dan? Natuurlijk niet. Er zijn samenwerkingsverbanden gesmeed die de basis zullen vormen voor nieuwe belangwekkende projecten in de komende jaren. Ook zonder die Europese titel. Op een tweet waarin ik mijn teleurstelling uitte, reageerde iemand dat het überhaupt geldverspilling is, dat hele idee van Culturele Hoofdstad. Hoe kortzichtig kan je zijn. In de wereld waarin we nu leven is creativiteit de belangrijkste grondstof. Een steeds groter deel van ons bruto nationaal product is rechtstreeks afhankelijk van ons innovatief en creatief vermogen. En geen kracht is groter dan die van de verbeelding. Kunst laat ons inzien dat het altijd anders kan. Dat er tenminste altijd één uitweg meer is dan je ziet.
Dus kunnen we in 2018 ook zonder die titel. In Brabant weten we elkaar toch wel te vinden. Voor sterke plannen is altijd geld te vinden. Natuurlijk niet zoveel als waar we van droomden, maar we zijn creatief genoeg om ook daar weer een uitweg voor te vinden. Dus gaan we onverschrokken voort met het versterken van onze festivals, de samenwerking tussen talenvolle makers en podia en de ontwikkeling van projecten in de wijken. En ja, daarvoor is geld nodig. Er is de afgelopen jaren structureel drie miljoen euro per jaar uit het Tilburgse cultuurbudget gestreept. Het zou helpen als tenminste een deel van het gereserveerde budget voor 2018 hierin wordt geïnvesteerd.
Terwijl ik dit opschreef dacht ik aan het project Nieuwe Liefde dat op dit moment over onze stad wordt uitgerold. Weer zo’n fraai voorbeeld van samenwerking tussen maatschappelijke en culturele instellingen. In de geest van dat project vroeg ik me af of er ook zoiets bestaat als ‘interstedelijke barmhartigheid’. Want ik gun Leeuwarden die titel van harte. Als ik het op landsniveau bekijk dan begrijp ik die jury wel. Een culturele en economische impuls in het Noorden van ons land zal van grotere betekenis zijn dan hier in het (cultureel) rijke Zuiden. Dus overwin ik mijn teleurstelling en feliciteer ik de Friezen met hun overwinning. Sa ist en net oars, want as 't oars wie, wie t net sa.
En wij? Wij weten dat het altijd anders kan, hier in Brabant, want hier brandt het licht.