zondag 13 oktober 2019

Groots

(c) IamRedo.com
Mijn brein heeft zo zijn grenzen, soms beleef ik in een korte tijdspanne zoveel dat het even tijd kost om er achter te komen wat ik nu eigenlijk allemaal hebt meegemaakt. Vorige week was ik in Maastricht bij de Nederlandse Dansdagen en het zindert nog steeds na. Nou komt dat ook omdat we dagen later als dansjury in discussie waren over urbandanser Redouan Ait Chitt, maar daarover later meer. In dat weekend was ik bij een debat, een erediner en een gala, daarnaast bezocht ik zes voorstellingen. Die belevenissen passen niet op 1 A4. Gelukkig was er in al die danshectiek ook een moment van verstilling, van oprechte aandacht.

(c) Hanneke Wetzer
 Op vrijdagochtend was ik te gast in het ‘dansmuseum’ van stadsgenoot Katja Heitmann. In Huis Marres toont ze een collectie van verdwenen bewegingen, die worden tot leven gebracht door zes dansers. In opperste concentratie, sterk vertraagd en uiterst kwetsbaar bewegen ze in en door de ruimte. Die bewegingen verzinnen ze niet zelf, ze ontstaan door de gasten van het museum nauwgezet te observeren. Ook ik mocht object van studie zijn. Een uur lang sprak en zweeg ik met een van de dansers. Ze probeerde mijn motoriek te vangen, ze bevroeg me op typische bewegingen uit mijn jeugd, ik toonde hoe ik elke avond in slaap val. Best intiem eigenlijk. Dat noteerde ze allemaal in haar schriftje, om het later uit te werken in een soort van partituur.

(c) Hanneke Wetzer
Die middag mocht ik terug komen om het resultaat van de studie te bekijken. Op kousen sloop ik door het witte huis op zoek naar haar. Door de ruimtes galmde minimalistische elektronische klanken in een traag ritme. In een van de kamers vond ik ‘mijn’ expositie. Ze zat op de grond en wreef in haar handen, precies zoals ik doe als ik een kwestie overpeins. Ze krabde op haar kruin, zoals wanneer me een vraag wordt gesteld waar ik niet direct het antwoord op heb. Ze keek me aan, we herkenden elkaar, al toonde ze niet meer dan een kort knikje. Ze ging op een zij liggen, de handen naast het hoofd en sloot de ogen. Ik kreeg een brok in mijn keel, het is een ervaring die ik in een museum niet eerder had.

Alsof je vanuit de rust van de sauna het Leidseplein opwandelt, zo overspoelde de drukte van het gala me die avond. Ik was vereerd om een van de Zwanen uit te mogen reiken, in hetzelfde blokje als de minister en de voorzitter van de raad voor cultuur. De Vereniging van Schouwburg en Concertgebouw Directies (VSCD) heeft die prijzen in het leven geroepen om de danskunstenaars op hun podia te eren. De Gouden Zwaan is een carrièreprijs, er is ook een Zwaan voor de meest indrukwekkende voorstelling en er is er een voor de meest indrukwekkende prestatie. Het subtiele in de vorige zin schuilt in het woordje ‘indrukwekkend’, het is immers nog best een opgave om de verwachtingen van tien professionals in zo'n jury te overtreffen.

Ik mocht die avond de ‘Oscar van de Nederlandse dans’ uitreiken aan urbandanser Redouan Ait Chitt. In ons juryrapport prijzen we hem als ongeëvenaard vindingrijke en oorspronkelijk danser, hij maakte namelijk met choreograaf Shailesh Bahoran een uiterst persoonlijke en spannende solo. Natuurlijk was Redouan die avond en de daaropvolgende dagen terecht trots over deze prijs. Alle nationale media gaven aandacht aan de danser die geboren is in een lichaam dat afwijkt van de norm. Hij mist een onderbeen, een ellebooggewricht, zijn rechterheup, een deel van zijn rechterarm en aan ieder hand een aantal vingers. En dat markante lijf benut hij optimaal voor zijn unieke dansprestaties.

Als dansjury surften we die dagen na het festival heerlijk mee op alle positieve aandacht rond de prijzen. We zijn trots op onze selectie en waren na alle afwegingen unaniem over de toekenningen. We waren echter flabbergasted toen het AD in Redouan’s woonplaats Gorinchem dit nieuws bracht onder de kop ‘dansprijs voor gehandicapte’. Dat is nu precies wat het niet is. Over het feit dat deze framing volslagen onzin is ontstond een fel gesprek in de jury. De grootse reactie van Redouan beëindigde die twist, hij zei: “'Dit is pijnlijk, toch neem ik het de journalist niet kwalijk. Hij mocht wensen dat hij net zo onbeperkt is in zijn denken als ik als danser in mijn bewegingen.”

Lees meer over de solo en over Redouan, je kan nog naar Museum Motus Mori van Katja Heitmann.

vrijdag 5 april 2019

Grote Markt, Tilburg

Ja, ja je kan wel lachen om die midgetgolfbaan hier voor de deur. Maar het werkt wel. De snelheid is er uit, onze gasten kunnen met een iets geruster hart oversteken. En er is al zoveel naars gebeurd op die Schouwburgring, ik wil er niet aan denken. Dus wat mij betreft laten we het nog een tijdje staan. En trouwens, er gebeurt nog iets door die groene vlakken en plantenbakken. Mensen kijken anders naar de straat die voorheen een snelweg leek. Het zou zo maar eens de voorbode kunnen zijn van iets anders, iets beters.

Je weet, ik droom al langer van een groot stadsplein hier voor de deur. Van de schouwburg tot voorbij het paleis. En de laatste tijd hebben we daar met veel mensen dan ook vaak over gepraat. Over hoe dat zou kunnen, hoe dat er dan uit zou kunnen zien. En plots is het in een versnelling geraakt. Want toen de stedenbouwkundig tekenaar zijn pen op het papier zette ging bij velen het hart sneller kloppen. In digitaal dromenland is het groen groener en schijnt altijd de zon.

Deze week besloot het college van burgemeester en wethouders van deze stad dat we naar een nieuw stadsplein gaan streven, naar een zogenaamd ‘Stadsforum’. Dat we dat lelijke Koningsplein zo snel mogelijk moeten vergeten. Dat je er moet kunnen wonen in het groen. En je weet als toekomstbeelden en dikke koersdocumenten verschijnen, dan gaat het nog wel een jaartje of tien duren voor het allemaal zover is. Dus ontspan en wees geduldig. Er moet nog zoveel worden uitgezocht, uitgedacht, geregeld en onderhandeld.

Hoewel, sommige dingen gaan sneller. Dan moet je als gemeente alert zijn en snel handelen. Misschien heb je het al gehoord, maar de Tilburgse rechtbank is geen rechtbank meer. De strafzaken worden al een tijdje in Breda afgehandeld en het gebouw komt op korte termijn leeg. En het bisdom twijfelt welke kerk in de binnenstad open blijft en welke sluit. Dat zou zo maar eens de Heikese Kerk kunnen zijn. En als die kerkdeur op slot gaat komt ook vast die fraaie pastorie op de hoek van de Zwijssenstraat op de markt. De vastgoedmarkt bedoel ik.

De vaststelling van dat streefbeeld voor het ‘Stadsforum’  komt daarmee precies op het goede moment. Als je wil dat er over een aantal jaar een levendig plein is ontstaan in het hart van de stad, dan moet je nu wat doen. Voorkom dat die pastorie een woonhuis wordt, die rechtbank een advocatenkantoor en die kerk een tochtige ruïne. Ga naarstig op zoek naar activiteiten die culturele waarde toevoegen aan dat mooie plan, die publiek aantrekken naar het hart van de stad, die er voor zorgen dat alles klopt.

Ik droom graag verder. Van een Villa Pastorie Centraal, van een Centrum voor Beeldende Kunst en Architectuur, van de grootste boekwinkel van het Zuiden in het Paleis en van podiumkunsten op een plek waar nu nog erediensten worden voltrokken. En bovenal droom ik van een gevuld plein met drie keer per week markt, klassieke concerten in de lentezon en kermis in de zomerhitte. Het zou zo maar kunnen en samen met mijn culturele collega’s draag ik graag mijn steentje bij. Laten we tegen die tijd ook een passende naam bedenken voor het grote plein in deze grote stad. Ik heb al een idee, jij ook?

maandag 25 maart 2019

Geraakt

De week begon met schietpartijen, eerst ver weg, later akelig dichtbij. Op woensdag ontvingen we Nasrdin Dchar voor zijn voorstelling ‘Ja’ in de schouwburg. Het is zijn derde solo, eerst maakte hij een voorstelling waarin het verhaal van zijn moeder centraal stond, de volgende ging over zijn vader en deze ging over hemzelf. Of nee, hij ging over de relatie met zijn vriendin. En waarom het hem vijftien jaar kostte om haar ten huwelijk te vragen terwijl je dat in Marokko samen met je ouders normaal toch binnen een paar maanden geregeld hebt. Het was een schaamteloos eerlijke voorstelling. Op gezette momenten zat ik met een dikke keel te kijken.

Kunst wordt pas kunst als die het particuliere weet te ontstijgen. Als je als theatermaker iets ten tonele voert dat zeggingskracht heeft voor een hele zaal. En zo was het zeker dit keer. Nasrdin nam ons mee in zijn worstelingen met de liefde, met zijn overtuigingen en met de angst voor de opvattingen van zijn ouders. Tegelijkertijd vertelde hij oprecht geëngageerd het verhaal van een samenleving die worstelt met diversiteit. Dat het nu eenmaal eenvoudiger is verschillen uit te vergroten en afstand te nemen, dan ze te overbruggen en naar elkaar toe te bewegen.

In de sleutelscene van het stuk staat hij te razen en te tieren. Hij verwijt daarbij niet alleen zichzelf van alles, maar ook de Nederlandse maatschappij die hem niet laat zijn wie hij kan zijn. Terwijl hij met zijn achtergrond zoveel moois heeft in te brengen. Plots gaat het niet meer over een eenvoudig Romeo en Julia verhaaltje, het gaat over hoe wij in dit land samen willen leven. Of niet. Want we generaliseren allemaal, we zien alleen maar wat we willen zien en houden voor de rest de ogen gesloten. Juist nu moet je met elkaar verder, bergen beklimmen, kloven overbruggen, verschillen betwisten. ‘Als je tijd geeft aan moeilijk, wordt moeilijk makkelijk.’

Het einde van de voorstelling was magisch, ik was geraakt, de tranen stonden me in de ogen. De hele zaal voelde zich verbonden, we keken hem aan, het licht ging uit en er volgde een ovationeel applaus. Soms is theater zo briljant, soms worden op het podium zaken aan de kaak gesteld en verhelderd waar we het in het dagelijks leven niet uitkomen. Ik snoot mijn neus, deed een rondje door de foyer en liep naar zijn kleedkamer. Nasrdin bleek volledig van slag. Met het hoofd tussen de schouders tuurde hij op zijn mobieltje naar de voorlopige uitslagen van de provinciale verkiezingen. In Zeist hield een politicus een overwinningsspeech die indruiste tegen alles waar deze acteur in zijn eentje voor staat.

De dagen daarop stelde ook ik mezelf die vraag. Moeten we als Theaters Tilburg niet iets doen? Wat kan ik als theaterdirecteur doen in deze polariserende samenleving, moet ik niet een daad stellen? En zo ja, wat dan? Een brief sturen aan die mijnheer Baudet om uit te leggen dat hij het helemaal mis heeft? Heeft hij daar een boodschap aan dan, wat doet mijn mening ertoe naast al die ingezonden stukken in de krant? En na een weekend overpeinzen is het antwoord glashelder: we moeten doen wat we kunnen doen.

En dat doen we bij Theaters Tilburg al heel goed. We kunnen je met schoonheid even onttrekken aan de waan van de dag, we kunnen je ontspannen als het allemaal even te spannend wordt. En we bieden mensen een podium die wat te vertellen hebben, die een beeld schetsen van de wereld zoals zij die zien of zouden willen zien. Cabaretiers met een stellige mening en vooral ook theatermakers die meer bevragen dan bevestigen. Die zich af durven te vragen waarom de dingen zijn zoals ze lijken te zijn. Die je dwingen om een mening aan te horen, ook als je dat niet fijn vindt. Soms ben je het nu eenmaal niet eens, kijk je heel anders naar de wereld.

Gelukkig mag je dat in dit land uitspreken. En of je nu wit of zwart, links of rechts bent, of vijftig tinten daartussen, we hebben allemaal twee oren en slechts één mond. Daarin schuilt een simpele opdracht: luister twee maal zoveel als dat je spreekt. En als de boodschap van de ander je niet bevalt, tel tot tien en stel jezelf de vraag hoe je dichter bij die ander kan komen. Ik hoor je.