Eigenlijk sta ik de hele dag al in Tilburg op het podium van de concertzaal. Alleen fysiek ben ik er nog niet, nog lang niet. Ik ben nog in Zutphen. Dat was niet zo erg toen ik in bed lag, of dromend opsprong bij het zoemen van de wekker. Maar ik ben nu op de fiets van mijn lief op weg terug van de kapper. Ik wil ook nog mijn eigen fiets ophalen bij de stationsstalling. Dat blijkt knap lastig, op twee fietsen fietsen. Vooral met die grote rieten mand aan het stuur. Mijn handrem haakt vast in het riet, ik stuur tegen maar het mag niet helpen. Als ik begin te vallen ben ik met mijn hoofd nog in Tilburg. Het besef dat ik elders ben begint te dagen zo’n tien centimeter boven de grond. Dan val ik keihard op het fietspad, bovenop twee fietsen. Ik kijk versuft rond, een pijnscheut vlamt door mijn heup. Twee oude dames op het voetpad kijken verschrikt om, een traan rolt over mijn wang.
Ik ben een stoere jongen, ik doe alsof er niks aan de hand is. Alsof ik elke dag met twee fietsen op het rode asfalt ga liggen. Maar dat is natuurlijk niet zo. Dus sta ik kreupel op en raap mijn tweewielers bij elkaar. Laat ik maar op die ene met mand fietsen en met die van mezelf in de rechterhand vooruit proberen te komen. Maar dat gaat niet, de ketting is eraf. Dus terug naar die norse man van de stalling, om te vragen of hij zijn handen vies wil maken. Dat wil hij wel, voor een tientje dan. Pas morgen klaar. Zucht, OK. Snel terug naar huis, nog even lunchen en dan met de trein naar Tilburg. Of niet, want die rijden niet. Aanrijding met een persoon, oef. Dus rijd ik met de auto door de storm. Bij de brug over de Waal word ik bijna in de railing geblazen, mijn auto lijkt wel een zeilschip. Aan het roer hangen om de juiste koers te houden.
Gelukkig ben ik op tijd in de concertzaal en zie dat het goed is. Die dame van techniek heeft het piekfijn voor elkaar en snapt helemaal wat het plan is voor de nieuwjaarsbijeenkomst met het personeel. Een doek schermt de zaal af van het podium. Een doek is voor gewone mensen een gordijn, maar in het theater noemen we dat nu eenmaal zo. Het podium is ingericht en verlicht als een hippe club, hier gaat het zo gebeuren. De hele dag dacht ik al dat het zover was, maar nu komt het eindelijk in de buurt. Ik mag mijn eerste praatje houden voor alle mensen van Theaters Tilburg en ik vind het eerlijk gezegd wel een beetje spannend. Ik toost op een nieuw jaar, het doek valt en een fraaie catwalk over de stoelen van de concertzaal wordt zichtbaar. Ik ben dan wel geen modepopje, maar daar mag ik wel staan onder mijn plaatjes uit de digitale toverlantaarn.
Ik vertel over het keerpunt in de tijd waarin we leven. Dat we samen een sprong gaan maken om er zo voor te zorgen dat Theaters Tilburg blijft surfen op de kop van de golf. Dat we vijf belangrijke strategische keuzes hebben gemaakt die we de komende maanden gaan uitvoeren. Een soort van peptalk in tijden waarin veel mensen somber lijken te worden. Het is geen onzin, ik spreek uit de grond van mijn hart en geloof wat ik vertel. Dat komt over, iedereen doet mee als ik vraag om hand in hand een sprong te maken op de klanken van Van Halen’s Jump! Achteraf klinkt dat een beetje lullig, ik weet het, maar je moet erbij zijn. Ik geloof dat dit een tijdje in de hoofden blijft rondzingen.
Tijdens het biertje bij de nasi met saté dringt het tot me door dat deze hele dag de aanloop was naar dat ene sprongetje. Het kan geen kwaad om te fantaseren over morgen, in het verkeer is het beter om te leven in het hier en nu. Die blauwe plek op mijn heup begint te gloeien, eens zien of ik morgen net zo kwiek opsta als vandaag.