Je hoeft maar een winkelcentrum binnen te lopen of ze staan er weer, die mensen die je aanspreken voor van alles en nog wat. Een abonnement, een goed gesprek met onze Lieve Heer, of een bijdrage voor zielige zeehondjes. Of anders dat je zeker ook moet vinden dat het schandalig is, al die misstanden in de maatschappij. Voor je het weet moet je een handtekening zetten, een blaadje lezen, een muntje in een bus stoppen of je mening geven voor een cameraploeg. Dus ik kijk met enige huiver uit naar mijn plan om de wijken in te gaan. Amper begonnen, lig ik nu al op straat. Hoe kom ik op het idee. Ik lijk wel zo’n politicus die voor het oog van de camera wil laten zien dat ie gevoelig is voor de stem van het volk. Toch is het een oprechte poging om er achter te komen in welke stad ik nu eigenlijk ben beland.
Ik raak nu een beetje gewend aan het dagelijkse publiek in onze foyers. Ik maak een babbeltje links en rechts en spreek de brave burgers bij een klassiek concert en de nerveuze moeder met drukke kinderen voor de voorstelling in de herfstvakantie. Ze zijn allemaal even aardig en openhartig, leer mij de Brabanders kennen. Maar de mensen die niet komen ken ik niet. Ik kan ze niet vragen waarom ze niet zijn gekomen, want ze zijn er niet. Tenzij ik de mensen zelf opzoek natuurlijk. Vandaar het initiatief voor een heuse ‘Rob on tour’. Buiten het zicht van camera’s, zonder microfoons en zonder enquĂȘteformulieren. Gewoon een babbeltje met de Tilburgers over hun eigen schouwburg en concertzaal. Als ze dat tenminste ook zo zien. Ik bedoel dat het van henzelf is, die fraaie podia. Want ze zijn natuurlijk niet van mij die gebouwen, ach welnee. Ik mag er alleen voor zorgen dat ze zoveel mogelijk opleveren voor deze stad en haar inwoners. Ik ben slechts de directeur die, eigenlijk als een soort rentmeester, zorg draagt voor de culturele grandeur en de service in dit culturele erfgoed aan de Schouwburgring. Dus begrijpt u mij niet verkeerd, let u vooral niet op mij, ik ben slechts uw nederig dienaar.
Maar nu zonder gekheid. Deze week zit ik bijvoorbeeld in een brasserie in Tilburg-Noord en een cafetaria in De Blaak. Ik vraag wat mensen bij me aan tafel voor een kop koffie en een stuk appelgebak. Gewoon voor een praatje. Niet over het weer of over de politiek, maar over theater en muziek. Over wat dat voor hen betekent en of ze wel eens naar een uitvoering van het een of ander gaan. En als dat dan niet de schouwburg of de concertzaal is, waarom dan niet. Misschien bieden we niet wat zij leuk vinden of weten ze niet wat er te doen is. Of wel, maar wie weet is het te duur, of staat hen juist het publiek van onze podia niet aan. Ik weet het niet, maar ik wil er wel graag achter komen. Als ik de drempels weet, kan ik ze misschien weghalen.
Wetenschappelijk gezien is het natuurlijk niet zo veel waard zo´n straatonderzoekje. Want echt representatief kan het niet worden. Ik heb geen tijd om 1.500 Tilburgers te spreken, hoe graag ik dat ook zou willen. Al ga ik dit de komende weken wel op maar liefst zes plekken doen in deze grote stad. En ik denk dat ik er heel veel van ga opsteken, van deze versnelde introductiecursus ´Tilburg voor beginners´. Dat is ook wat waard, dus ik vertrouw er op dat ik mijn schroom wel zal overwinnen om me te scharen tussen straatverkopers en zieltjeswinners. Als u me ziet, loop niet in een boog om me heen, ik wil u niets verkopen, schuif bij me aan tafel. Overwin uw weerzin, zoals ik mijn angst om u aan te spreken overwin. By the way, om u te lokken heb ik nog wat gratis theaterkaartjes in mijn achterzak, dat dan weer wel.