Omdat de Eindhovense schouwburg vijftig jaar bestaat heeft
schrijver en toneelmaker Oscar Kocken vijftig herinneringen opgetekend. Zo
belandde mijn verhaal uit 1980 in een fraai boekje ter gelegenheid van dat
jubileum. Dit keer een heuse gastcolumn in 'steen voor steen'.
Ik ben een kind van een groot gezin - zeven kinderen – en ik
ben de middelste. Wij waren een gezin dat niet naar de schouwburg ging, daar
hadden we helemaal geen geld voor. Dat was voor ons simpelweg niet weggelegd.
Mijn vader was machinebankwerker in een fabriek in Best, dan koop je niet zo
snel een kaartje voor het toneel.
1980 was voor mij een kanteljaar. Het was tijd voor de
middelbare school en ik veranderde mijn naam. Mijn ouders hadden me gedoopt als
Robbie, maar ik vond mezelf groot en volwassen, dus voortaan werd het Rob. En
het was op die school dat ik voor het eerst in de schouwburg terechtkwam. Daar
zat het gewoon in het pakket, het hoorde erbij, twee of drie keer per jaar. Dus
ik kruiste maar iets aan, een voorstelling van Studio Hinderik, geen idee
waarom, waarschijnlijk omdat vriendjes het ook deden. Iets met poppen was het.
Het was mijn eerste keer in het theater en ik vond het helemaal niks.
Later dat jaar moest ik nog eens. Deze keer had ik gekozen
voor iets waarvan ik dacht dat het cabaret was, kwam die vent verdorie ook weer
met poppen! Deze man maakte echter wél indruk: Jozef van den Berg had de
kwaliteit om van dode dingen - een zakdoek, meer niet - iets te maken wat wel
begon te leven en hij wist me erin mee te zuigen. Hij was ook op reis met een
familie, die hij bij zich had in een koffer. Ik denk dat dat mij raakte omdat
ik zelf uit zo’n grote familie kwam en me daarvan losmaakte. Ik ging atheneum
doen en mijn broers werden schilder, kok en chauffeur. Ik niet, ik mocht
studeren. Ik was de professor, mijn broertjes plaagden me daar mee.
Op de TU studeerde ik bedrijfskunde. Daar bij het
studententoneel van Doppio ontstond het theatervuur pas echt, ik wist het
zeker: ik word schouwburgdirecteur! Maar ja, niemand zat op mijn vierentwintigste
op me te wachten. Ik heb jarenlang consultancywerk gedaan, tot ik veertig werd
en besefte dat het hoog tijd werd voor die oude droom. En nu doe ik dat al
negen jaar, waarvan vier in Theaters Tilburg. Het mooie is: als je
bedrijfskunde hebt gestudeerd kun je baas worden van een koekjesfabriek, maar
aan koekjes kan een mens zich overeten. Bij theater niet, dat kan ik zo veel
zien als ik wil.
Ik ben blij dat die eerste kennismaking met theater mij
destijds niet heeft tegengehouden. Meer en meer besef ik dat kunst ook een
talent vergt van het publiek: durf je maar eens open te stellen en te denken:
verwonder mij maar. Bij Studio Hinderik lukte mij dat die eerste keer nog niet,
maar later heb ik die knop gelukkig alsnog gevonden. En ook al zie ik heel
veel, nog steeds laat ik mij raken. Overigens wel makkelijker bij dans en
muziek dan bij toneel. Blijkbaar is het gevoel dat dáár wordt overgebracht zo
sterk dat je een slag overslaat: niet denken, maar voelen.
We zitten toch al in
een wereld waarin je continu moet oordelen, het is een heel prettige ervaring
als dat analytische even achterwege mag blijven. Dan merk je weer dat wat in je
hart plaatsvindt veel waardevoller is dan wat er in je hoofd gebeurt. Je krijgt
er een dikke keel van en hoewel je wéét dat het flauwekul is, dat die man ook
maar staat te doen alsof, toch komt het binnen. Zeker bij jeugdtheater werkt
dat zo, dan voel je dat er nog steeds een kind in je schuilt dat soms gewoon
heel even wil worden aangeraakt.