Het verhaal moet nog een keer verteld, iemand moet het
doen. Dus laat ik gewoon vooraan beginnen. Bij de kleine Ria in het jaar des
Heeren 1968, een meiske van bijna zestien, dat geen zin meer had in school. Pa
zette haar bij de artiesteningang van de Tilburgse Schouwburg af ‘ga hier maar
solliciteren’. Na een gesprekje met directeur Leo den Brabander en adjunct Piet
Maes kon ze zowaar beginnen, als administratief medewerkster. Die mannen, maar
ook toneelmeester Simon Vervoort zorgde er voor dat haar in die woelige jaren
zestig, niets overkwam. En nu, vijf decennia later, neemt ze afscheid.
Om alvast een voorschot te nemen lunchten we gisteren
met collega’s. Natuurlijk was dat de tijd voor sterke verhalen uit de oude
doos. Sommige zijn te sappig om hier te openbaren. De zeden in de jaren
zeventig waren anders dan in dit preutse #metoo tijdperk. Nee, nee, ik blijf
integer, ik zwijg als mijnheer pastoor. Al waren er mooie verhalen bij. Zoals over
een circusolifant die met zijn dikke billen nooduitgangen opende en over
krengen van vrouwen die glimlachen op, maar snauwen achter het podium.
Het is met name voor de charmante heren dat ze zelf ook
eens in de schouwburg ging zitten. Want na de Franse golf met Charles Aznavour
en Julien Clerc kwamen de Nederlandse chansonniers. Denk bijvoorbeeld aan de vooralsnog
onsterfelijke Herman van Veen met zijn gevoelige liedjes. Hij wist haar wel van
het werk te houden, als ze weer eens enveloppen zat te typen of te vouwen
achter de receptie. Want dat was de stand van de database marketing in die
tijd. Ze kreeg een telefoonboek en een stapel enveloppen ‘begin maar bij de A
meisje’. Gelukkig wist ook mijn illustere voorganger Leo Pot in die tijd dat je
Ria af en toe een pleziertje moest gunnen. Na een uurtje folders vouwen werd er
een kwartiertje gedanst.
Maar goed, even terug naar die artiesten die ze niet is
vergeten. ze vertelde me gisteren dat in die jaren zeventig een man uit Sittard
wekenlang in de schouwburg repeteerde. Over de doden niets dan goeds, al was de
onzekere artiest achter de schermen behoorlijk narrig en streng. Hij werkte
in zijn kleedkamer met zijn vrouw Rietje aan vrolijke liedjes en op een dag maakte
hij zelfs een tekening voor haar die ze nog steeds koestert. ‘S avonds kwam dat
allemaal goed in de zaal, want stiekum wist ze wel, hij zong dat niemendalletje
over die vierentwintig rozen speciaal voor haar.
In de jaren tachtig en negentig werden artiesten als
Freek de Jonge en Youp van het Hek groot, ontstonden terugkerende producties
zoals de Tilburgse Revue en het Kruikenconcert. Zaken die zorgden voor grote
drukte voor maar ook achter de schermen en waarbij zij het hoofd koel hield en
ongevoelig was voor dronkenschappen en kapsones. En als er al eens eentje
tussen zat die te veeleisend was, zoals Rene Froger die de artiestenfoyer voor
personeel blokkeerde, dan was het wel de directeur die kordaat optrad ‘u kan
kiezen: of u laat mijn personeel hier rustig koffie drinken, of u drinkt
vanavond maar fijn thuis een bakje leut op uw eigen bank’.
Zij heeft het werk zien veranderen en de druk op de
organisatie zien toenemen. In de begintijd waren er in de schouwburg per jaar
zestig producties die vaak weken bleven staan. Tegenwoordig zijn het er in de
schouwburg en concertzaal samen al meer dan vierhonderd. En al die artiesten
bellen bij de zelfde achterdeur aan. Veel tijd om kennis te maken is er niet
meer bij, al blijven sommige artiesten en hun impresario’s jaar na jaar naar
Tilburg terugkeren.
Ach Ria, ze was zo veel meer dan het gezicht naar de
artiesten. De afgelopen jaren heb ik haar leren kennen als de vrolijke noot bij
binnenkomst en vertrek. Als ik haar meldde waar ik heen ging zei ze gepast ‘dat is goed’. Achter mijn rug om zei ze
daarna tegen haar collega’s ‘er is hier
dan wel een directeur, maar ik ben degene die het te zeggen heeft’. Daar
moet ik nog een tegeltje van maken. En de volgende keer? Dan komt ze niet via
de artiesteningang, maar schrijdt ze waardig over de rode loper, ons Ria.