Wat een vreselijke en beangstigende start van het jaar. Woensdagmiddag
was ik bij een nieuwjaarsborrel in het Willem II stadion. In een bijzin werd
door een van de sprekers iets gezegd over een dramatische gebeurtenis in
Parijs. Mijn buurman mompelde iets over Charlie, al had ik geen idee waar dat
voor stond. Na de praatjes stortte iedereen zich op de borrel en sloeg aan het
netwerken. Geen woord over een aanslag van drie godsdienstwaanzinnigen op de
redactie van een cartoonmagazine. We wisten nauwelijks wat er gaande was en
hadden uiteraard geen idee van wat nog zou volgen.
De volgende morgen stonden de kranten vol met cartoons en
verslagen van het schokkende nieuws. Ik las het en fronste de wenkbrauwen. Dit
tijdperk van snelle media vraagt om snelle meningen. Hoe kan je daar in dit
geval zo vlot mee zijn? Want ik weet het niet. Was dit nu echt gericht op de
vrijheid van meningsuiting? En als dat zo is, wat heeft het met mij te maken,
met mijn stad, met Theaters Tilburg? Er moeten meer mensen zijn die zich dat soort
dingen afvroegen. Dat de afschuw over de gebeurtenissen zich mengde met angst
voor de ontwrichting van onze eigen zekerheden, met weerzin tegen mafketels die
geweld inzetten tegen mensen die anders denken, anders geloven.
En dan die bordjes ‘Je suis Charlie’, dezelfde avond op de
pleinen van de Westerse wereld. Ook op ons Vreedeplein. Als uiting van verontwaardiging,
van collectieve angst. Al helpt het wel. Samen stampen en de hand vasthouden.
Ik herinner me dat ik als kind tijdens het schoolkamp met een groepje in het
donker door het bos liep. Hand in hand, hard zingend ‘wij gaan op de berenjacht
en we zijn niet bang’. Als remedie voor de angst voor het donker, voor de huilende
leraren die zich als spook achter een boom hadden verschanst. Samen bang zijn
en hard roepen dat het niet zo is.
Ook ik ondertekende dat manifest in Tilburg. Ik wil tolerant zijn en open staan voor extreme meningen. En ik wijs
extreme daden af. Maar tsja, is dat alles niet iets te voor de hand liggend? Wat voegt mijn handtekening toe? En wat
betekent dit alles dan voor Theaters Tilburg? Wij bieden immers ook een podium
aan kunstenaars met heel eigen en soms tegendraadse meningen en ideeën. Moeten
we bang zijn voor de toorn van de Jihadisten? Moeten we onszelf beperken in wat we tonen in
de schouwburg en de concertzaal? Kunnen we gewoon doorgaan met wat we altijd al
doen? En doen we dat eigenlijk wel goed? Zijn we niet teveel gericht op
schoonheid en vermaak en te weinig op inhoudelijke duiding en het scherpen van
de mening?
Natuurlijk bieden we net als die krant graag ruimte aan autonome
denkers met een vlijmscherpe tong. Aan Andre Manuel, Micha Wertheim, Youp van ‘t
Hek en Theo Maassen bijvoorbeeld. Mannen die hun meningen en twijfels niet
onder stoelen of banken steken. Maar laat ik eerlijk zijn. We programmeren ze wel
onder de voorwaarde dat ze veel mensen op de been brengen. Zonder publiek
krijgt de eenzame verdediger van de waarheid ook bij ons geen podium. Zonder
publiek werkt het nu eenmaal niet.
Sorry, ook wij zijn geen Charlie. Geen platform dat boodschappen
brengt zonder zich iets aan te trekken van degene die ze leest of ziet. Al is ‘je
suis Charlie’ een treffende, compacte slogan die roept om eenheid en
verdraagzaamheid. Maar u kan wel van ons op aan, we staan waar we voor staan. Wij zijn
het podium van uw stad. Wij blijven zo goed mogelijk doen wat we doen. We
blijven u plezieren, ontroeren en verbazen. We zoeken naar theatermakers en muzikanten die op hun eigen wijze reflecteren op de geest van de tijd. En ja, we bieden u via hen een blik op wat
er allemaal aan de hand is in de wereld om ons heen. Dus laten we vooral niet bang zijn. Als u wil,
hou ik uw hand vast en zingen we samen dat het niet zo is.