Vreemd genoeg overkomt het me steeds vaker. Als ik ergens ben, ben ik ergens anders niet. Of sterker nog, word ik op een andere plek gemist. Tenminste, dat voel ik dan. Het geldt in elk geval wel voor mijn plek thuis aan tafel. Die is sinds ik in Tilburg werk aanmerkelijk vaker leeg. Het is niet heel erg om gemist te worden, het is dubbel zo fijn om elkaar weer te zien. Hoewel dat voor de vader weer anders is dan voor de dochters. Ik troost mijn gemis met de gedachte dat ik snel weer thuis zal zijn. Dat weten zij ook, toch is het voor hen anders. Het gemis zit bij een kind meer in het hart dan in het hoofd. Dus helpt de troostende telefoonstem van een vader niet veel.
Tegenover de tafel thuis staan vele tafels en disgenoten in de nieuwe stad. Sinds augustus heb ik me al vaker in mijn smoking moeten hijsen dan in een heel jaar daarvoor. Tilburgers houden van chique diners, van gala´s, lekker eten en lekker drinken. Dat zal overigens niet voor de hele stad gelden, maar wel voor Theaters Tilburg. Dus schoof ik aan naast onze burgervader in een gezelschap van notabelen, prikte ik een vorkje mee met de grote ondernemers van Midden-Brabant en koesterde ik me onder het genot van de heerlijkste wijnen in de warme aandacht van de lokale culturele elite. Gretig zoog ik alle vermeende wetenswaardigheden op over Tilburg, de Tilburgers en de cultuur in deze stad. Aandachtig is er geluisterd naar mijn ideeën voor de toekomst.
Zo zat ik ook deze week twee maal aan tafel met een gezelschap van vreemden. Dinsdag was ik bij een groep Rotarians. Dat zijn mensen die met elkaar delen dat dienstvaardigheid aan het begin staat van hun ondernemerschap. Er was onverwacht een dame uit Malta te gast die in het Twee Steden Ziekenhuis is gestrand omdat haar man een ernstige aandoening heeft. Zij werd, net als ikzelf trouwens, met open armen ontvangen. Die gedachte vind ik wel fraai. Dat je voor iemand zorgt die je niet goed, of helemaal niet kent. De afgelopen weken werd ik geraakt door de oude verhalen van Sint Maarten en Sint Nicolaas. Het is december, ik weet het, barmhartigheid hangt in de lucht. Daarna hollen we met z'n allen weer verder.
Vrijdag was ik gast aan tafel bij het luxe diner van Serve the City. Een initiatief van studenten die zich inzetten voor hun stad, met name voor de Tilburgers die wel wat hulp, aandacht en liefde kunnen gebruiken. Aan mijn tafel sprak ik met Hasan, een dierenarts uit Giresun in Oost-Turkije. Na zeven jaar spreekt hij gebroken Nederlands met een zachte G. Hij had twee vrienden meegenomen, van de inburgeringscursus. We lachten samen over de absurde vragen over Hollandse gebruiken. Ik was geraakt toen ik hoorde over zijn studie in Istanbul en zijn inzet om hier erkenning te krijgen voor zijn diploma’s. Hij presenteerde zich als vrome moslim en is dankbaar voor de kansen die hij in ons land krijgt. Hij keurt als gediplomeerd arts in het Helmondse slachthuis dagelijks honderden varkens.
En hij vertelde me over zijn familie. Die hij maandelijks wat geld toestuurt en jaarlijks bezoekt. Dan is het feest met alle familie en inwoners van zijn dorp. De rest van het jaar wordt er over hem opgeschept en wordt hij gemist. Overdag passeren duizenden karkassen zijn keurend oog, in de avonden kaart hij wat en drinkt geen bier maar kopjes thee. Deze dag was het dankzij dit nobele diner onverwacht ook feest. Ik prijs mij gelukkig, ik heb dankzij dit studenteninitiatief weer een wijze les geleerd. Er kan een nieuw virtueel tegeltje aan de wand van mijn hersenpan. Vreemden zijn vrienden met wie je nog kennis moet maken, al ben je maar één maal gast aan dezelfde tafel.
Zie ook: www.servethecitytilburg.nl
zondag 11 december 2011
Aan tafel
woensdag 30 november 2011
Droom en daad
Je kan het dan wel zingen, daarmee is het nog niet waar. Tilburg is geen fraaie stad, maar wel een waar de mensen van houden. Als me één ding is bijgebleven van de Tilburgse Revue, dan is het dat wel. Het is dat de titel door de politiek al geclaimd is, dus laat ik het anders zeggen: de Tilburgers zijn nogal fier op hun stad. In ieder geval wel die honderden enthousiastelingen die de afgelopen weken ons podium bestierden. En ik kan zeggen dat ook ik geraakt was door ‘1000 dromen’, ik genoot van de strakke groepszang en van de nostalgische blikken in een voor mij onbekend verleden. En als er een rode draad was, dan was het wel dat je vrijuit moet dromen over de toekomst. En dat iedereen het recht heeft die dromen na te jagen.
Natuurlijk heb ook ik zo mijn dromen. Ik zit zelfs in de gelukkige positie dat ik ze samen met de mensen van Theaters Tilburg mag omvormen tot concrete plannen. En dat is nog niet eenvoudig. De monumentale gebouwen aan de Schouwburgring hebben een rijk verleden en een architectuur die moet worden gekoesterd. Als een soort rentmeester behouden we dit fraaie erfgoed voor de generaties na ons. Tegelijkertijd gaan we er optimaal gebruik van maken, we halen eruit wat erin zit. Dus dromen we hoe dat zou kunnen. Om je dromen waar te maken moet je wel eerst wakker worden.
Gisteren mocht ik mijn toezichthouders na 100 dagen de belangrijkste keuzes toelichten voor de toekomst van Theaters Tilburg. Onder de noemer ‘het podium van de stad’ legde ik ze uit dat we in deze turbulente economische tijden geen gas zullen terugnemen. Sterker nog, we gaan er feller tegenaan dan ooit om ervoor te zorgen dat de Tilburgers en masse onze foyers en zalen bevolken. Dus gaan we niet minder voorstellingen en concerten aanbieden, nee, zelfs iets meer. En we gaan meer dan ooit het gesprek aan met de stad. Om er samen met andere podia voor te zorgen dat in Tilburg de muziek, dans, toneel, cabaret en show wordt gebracht die er toe doet.
Natuurlijk spelen we in op de sluiting van MIDI. De manager van dat theater heeft het de afgelopen jaren heel knap gedaan, dus die pikken we in. We zorgen ervoor dat hij prachtige projecten kan ontwikkelen in onze zalen, maar ook in die van onze collega’s. We willen dat jonge Tilburgers hun eerste stappen zetten op het culturele pad, of ze nu zwart zijn of wit. Door de comedyclub te bezoeken in de studio, mee te dansen in een project in De NWE Vorst of te rappen in 013. En onze vrijage met de Hogeschool voor de Kunsten wordt nog inniger. Eindejaarsstudenten presenteren zich met muziek, dans en circus in onze zalen. Samen met Fontys helpen we ze bij hun eerste stappen van hun beroepscarrière.
En we gaan werk maken van de kleurrijkste concertzaal van het Zuiden. We koesteren deze zaal als ultieme plek voor symfonische muziek. Iedereen moet weten waar dit lichtkunstwerk staat en wat erin gebeurt. Tegelijkertijd gaan we op zoek naar slimme trucs om ‘m ook te kunnen benutten voor ander repertoire. Zodat je bij de prachtige concerten van het Nederlands Blazers Ensemble niet het gevoel hebt dat je alleen bent, samen met 250 mensen die dat ook voelen. De krant presenteerde dat vandaag als een pasklaar plan, al is het natuurlijk nog niet zover. Tussen droom en daad moeten nog wel een paar stappen worden gemaakt.
Tenslotte blijven we ervoor zorgen dat u het zo goed mogelijk naar uw zin heeft bij ons in huis. Zodat u graag een half uurtje eerder komt en nog een uurtje na blijft praten achteraf. Want al kijkt u ons arm, u drinkt ons rijk. Dus zorgen we voor een muziekje en sfeerlicht na het toneel, of een dj met flitsende lichten in de foyer na het concert van de Soul Sisters en voor een bar in de concertzaal als Paradox daar een grote act op het podium zet. Dus gun ons even de tijd en we maken onze dromen waar. Want we willen dat u voor altijd bij ons blijft. Nou ja, dat is misschien overdreven, als u maar bij ons terugkomt, steeds maar weer.
P.S. Zie ook het artikel in het Brabants Dagblad vandaag:
http://bd.nl/nieuws/tilburg-stad/theaters-tilburg-zoekt-breder-publiek-1.127351
Natuurlijk heb ook ik zo mijn dromen. Ik zit zelfs in de gelukkige positie dat ik ze samen met de mensen van Theaters Tilburg mag omvormen tot concrete plannen. En dat is nog niet eenvoudig. De monumentale gebouwen aan de Schouwburgring hebben een rijk verleden en een architectuur die moet worden gekoesterd. Als een soort rentmeester behouden we dit fraaie erfgoed voor de generaties na ons. Tegelijkertijd gaan we er optimaal gebruik van maken, we halen eruit wat erin zit. Dus dromen we hoe dat zou kunnen. Om je dromen waar te maken moet je wel eerst wakker worden.
Gisteren mocht ik mijn toezichthouders na 100 dagen de belangrijkste keuzes toelichten voor de toekomst van Theaters Tilburg. Onder de noemer ‘het podium van de stad’ legde ik ze uit dat we in deze turbulente economische tijden geen gas zullen terugnemen. Sterker nog, we gaan er feller tegenaan dan ooit om ervoor te zorgen dat de Tilburgers en masse onze foyers en zalen bevolken. Dus gaan we niet minder voorstellingen en concerten aanbieden, nee, zelfs iets meer. En we gaan meer dan ooit het gesprek aan met de stad. Om er samen met andere podia voor te zorgen dat in Tilburg de muziek, dans, toneel, cabaret en show wordt gebracht die er toe doet.
Natuurlijk spelen we in op de sluiting van MIDI. De manager van dat theater heeft het de afgelopen jaren heel knap gedaan, dus die pikken we in. We zorgen ervoor dat hij prachtige projecten kan ontwikkelen in onze zalen, maar ook in die van onze collega’s. We willen dat jonge Tilburgers hun eerste stappen zetten op het culturele pad, of ze nu zwart zijn of wit. Door de comedyclub te bezoeken in de studio, mee te dansen in een project in De NWE Vorst of te rappen in 013. En onze vrijage met de Hogeschool voor de Kunsten wordt nog inniger. Eindejaarsstudenten presenteren zich met muziek, dans en circus in onze zalen. Samen met Fontys helpen we ze bij hun eerste stappen van hun beroepscarrière.
En we gaan werk maken van de kleurrijkste concertzaal van het Zuiden. We koesteren deze zaal als ultieme plek voor symfonische muziek. Iedereen moet weten waar dit lichtkunstwerk staat en wat erin gebeurt. Tegelijkertijd gaan we op zoek naar slimme trucs om ‘m ook te kunnen benutten voor ander repertoire. Zodat je bij de prachtige concerten van het Nederlands Blazers Ensemble niet het gevoel hebt dat je alleen bent, samen met 250 mensen die dat ook voelen. De krant presenteerde dat vandaag als een pasklaar plan, al is het natuurlijk nog niet zover. Tussen droom en daad moeten nog wel een paar stappen worden gemaakt.
Tenslotte blijven we ervoor zorgen dat u het zo goed mogelijk naar uw zin heeft bij ons in huis. Zodat u graag een half uurtje eerder komt en nog een uurtje na blijft praten achteraf. Want al kijkt u ons arm, u drinkt ons rijk. Dus zorgen we voor een muziekje en sfeerlicht na het toneel, of een dj met flitsende lichten in de foyer na het concert van de Soul Sisters en voor een bar in de concertzaal als Paradox daar een grote act op het podium zet. Dus gun ons even de tijd en we maken onze dromen waar. Want we willen dat u voor altijd bij ons blijft. Nou ja, dat is misschien overdreven, als u maar bij ons terugkomt, steeds maar weer.
P.S. Zie ook het artikel in het Brabants Dagblad vandaag:
http://bd.nl/nieuws/tilburg-stad/theaters-tilburg-zoekt-breder-publiek-1.127351
vrijdag 11 november 2011
Nuchter
In de afgelopen weken ging ik op de fiets de stad door en pauzeerde bij lunchrooms en cafetaria’s. Om er eens achter te komen wat de mensen nu eigenlijk van ons denken. Dat bleek een enigszins ontnuchterende ervaring. Ja natuurlijk, duizenden mensen bevolken maandelijks onze zalen en foyers. En van de ene kant is het positief dat niemand iets tegen Theaters Tilburg heeft. Tegelijkertijd bleek een hele zwik mensen ook maar ooit van plan om hier een voet over de drempel te zetten. Daar had ieder voor zich heel goede redenen voor hoor, daar niet van. Maar toch, veel van de drempels die ik van de mensen hoorde bleken verankerd in hun hoofd. En strijden tegen de nuchtere waarheid in het hoofd van een ander is nog knap ingewikkeld.
Ik sprak een mevrouw in Tilburg Noord die nooit in de binnenstad komt omdat het daar zo gevaarlijk is. Zakkenrollers liggen op de loer en als je op een terras gaat zitten weet je maar nooit wat ze in je drankje gooien. Terwijl een mijnheer in Goirle best zou willen komen, want hij gaat immers ook met zijn dochter naar een musical in het Circustheater. Maar tsja, hij kan niet nog eens veertig euro ophoesten om naar Dolf Janssen in de schouwburg te gaan. En dan was er ook nog een meisje in de Blaak dat wel zou willen maar nooit kwam, omdat alles altijd is uitverkocht. Tenminste als je niet in mei een abonnement koopt voor een heel seizoen. Oef, een knap lastig communicatievraagstukje. Want het is feitelijk niet waar. De Tilburgse binnenstad is niet het Wilde Westen, een kaartje voor Dolf Janssen kost de helft en voor driekwart van onze voorstellingen hebben we op de avond zelf nog kaartjes beschikbaar.
Ik kon een weerwoord uiteraard niet onderdrukken en probeerde uit te leggen hoe het hier in elkaar steekt. Maar de waarheid schuilt in de dingen die niet worden gezegd. Of wel, dat ligt er maar aan. Want voor veel van de mensen waarmee ik uiterst vermakelijke gesprekjes voerde was theater helemaal niet zo vanzelf sprekend. Er is immers ook TV, de sportvereniging en verjaardagsfeestjes. En oh ja, het gras moet ook nog gemaaid en de boodschappen moeten op tijd binnen zijn dit weekend. Dus dan kunnen wij wel brochures in de bus stoppen, posters ophangen of ons fraaie gebouw prachtig verlichten met de kerst: de inspanningen zijn tevergeefs. Het heeft voor hen geen zin, ons zweet blijft onopgemerkt.
Toch zijn onze marketingmedewerkers niet voor één gat te vangen. Want wat geeft de burger dan moed? Vrijwel niemand is echt alleen, niemand is echt ongevoelig voor de kracht van het theater. Uiteindelijk leiden we iedereen in bekoring, maar dan wel met de hulp van een ander. Soms is het de buurvrouw die een kaartje over heeft voor Tineke Schouten, soms je neef die optreedt met zijn koor in de concertzaal, of je opa die zich met carnaval onderdompelt in het tumult van de Flepsteppers. Iedereen komt wel ooit bij ons, iedereen wordt wel ooit geraakt door wat er op het podium gebeurt. Daar ligt onze kans, dan slaan we toe, dan zullen we je verleiden bij ons terug te komen. We laten je niet onbewogen. Daar blijven wij niet nuchter onder, ook jij niet. En je opa al helemaal niet.
Ik sprak een mevrouw in Tilburg Noord die nooit in de binnenstad komt omdat het daar zo gevaarlijk is. Zakkenrollers liggen op de loer en als je op een terras gaat zitten weet je maar nooit wat ze in je drankje gooien. Terwijl een mijnheer in Goirle best zou willen komen, want hij gaat immers ook met zijn dochter naar een musical in het Circustheater. Maar tsja, hij kan niet nog eens veertig euro ophoesten om naar Dolf Janssen in de schouwburg te gaan. En dan was er ook nog een meisje in de Blaak dat wel zou willen maar nooit kwam, omdat alles altijd is uitverkocht. Tenminste als je niet in mei een abonnement koopt voor een heel seizoen. Oef, een knap lastig communicatievraagstukje. Want het is feitelijk niet waar. De Tilburgse binnenstad is niet het Wilde Westen, een kaartje voor Dolf Janssen kost de helft en voor driekwart van onze voorstellingen hebben we op de avond zelf nog kaartjes beschikbaar.
Ik kon een weerwoord uiteraard niet onderdrukken en probeerde uit te leggen hoe het hier in elkaar steekt. Maar de waarheid schuilt in de dingen die niet worden gezegd. Of wel, dat ligt er maar aan. Want voor veel van de mensen waarmee ik uiterst vermakelijke gesprekjes voerde was theater helemaal niet zo vanzelf sprekend. Er is immers ook TV, de sportvereniging en verjaardagsfeestjes. En oh ja, het gras moet ook nog gemaaid en de boodschappen moeten op tijd binnen zijn dit weekend. Dus dan kunnen wij wel brochures in de bus stoppen, posters ophangen of ons fraaie gebouw prachtig verlichten met de kerst: de inspanningen zijn tevergeefs. Het heeft voor hen geen zin, ons zweet blijft onopgemerkt.
Toch zijn onze marketingmedewerkers niet voor één gat te vangen. Want wat geeft de burger dan moed? Vrijwel niemand is echt alleen, niemand is echt ongevoelig voor de kracht van het theater. Uiteindelijk leiden we iedereen in bekoring, maar dan wel met de hulp van een ander. Soms is het de buurvrouw die een kaartje over heeft voor Tineke Schouten, soms je neef die optreedt met zijn koor in de concertzaal, of je opa die zich met carnaval onderdompelt in het tumult van de Flepsteppers. Iedereen komt wel ooit bij ons, iedereen wordt wel ooit geraakt door wat er op het podium gebeurt. Daar ligt onze kans, dan slaan we toe, dan zullen we je verleiden bij ons terug te komen. We laten je niet onbewogen. Daar blijven wij niet nuchter onder, ook jij niet. En je opa al helemaal niet.
woensdag 2 november 2011
POËZIE
De tijd vliegt, al bijna drie maanden loop ik hier in Tilburg rond. Ik realiseer me dat ik ondanks alle drukte steeds zo vrolijk gestemd en optimistisch ben. Het zal wellicht mijn naïeve blik van de buitenstaander zijn. Ik mag de vragen stellen die later ongepast zijn. Of waardoor mensen me straks zullen aankijken alsof ik niet helemaal goed ben. Nu mag ik me gedragen als nieuweling . Daar profiteer ik nog even van.
Zo loop ik door het gebouw om er achter te komen wat waar is en hoe het allemaal werkt. Het is een groot complex, steeds ontdek ik weer een nieuwe doorgang of een trapje dat eerder ongezien bleef. Vandaag liep ik er eens omheen. Ik keek naar de ingang van de concertzaal. Vandaag zonder skaters en in zwart geklede jongens. Wel zag ik de blikjes, de chipszakken en de geruïneerde natuurstenen platen.
Ook op het plein voor de ingang van de studio liggen een soort grafstenen in de bestrating. Ze dragen korte poëtische teksten, vaak met een glimlach. Zo stuitte ik op een steen waaronder een tijdscapsule met gedachten begraven ligt. Toch eens navragen wat daar het verhaal bij is. Er ligt ook een gebarsten plaat die me dwong te worden gelezen.
Het is een beetje pathetische tekst van Ellen Warmond. Ik had niet eerder van haar gehoord. Deze oude dame is deze zomer overleden, kort voordat ik hier in Tilburg aankwam. Het schijnt dat haar gedichten een nogal pessimistische kijk op het leven bieden. Een recensent schreef dat het bij haar meestal draaide om ‘de angst en de eenzaamheid die een mens voelt in zijn confrontatie met de tijd’. Grappig dat ik nu op deze steen moest stuiten. Laat ik die tekst een andere keer nog maar eens goed lezen. Want die steen, ach die steen ligt er immers nog wel even.
Zo loop ik door het gebouw om er achter te komen wat waar is en hoe het allemaal werkt. Het is een groot complex, steeds ontdek ik weer een nieuwe doorgang of een trapje dat eerder ongezien bleef. Vandaag liep ik er eens omheen. Ik keek naar de ingang van de concertzaal. Vandaag zonder skaters en in zwart geklede jongens. Wel zag ik de blikjes, de chipszakken en de geruïneerde natuurstenen platen.
Ook op het plein voor de ingang van de studio liggen een soort grafstenen in de bestrating. Ze dragen korte poëtische teksten, vaak met een glimlach. Zo stuitte ik op een steen waaronder een tijdscapsule met gedachten begraven ligt. Toch eens navragen wat daar het verhaal bij is. Er ligt ook een gebarsten plaat die me dwong te worden gelezen.
Het is een beetje pathetische tekst van Ellen Warmond. Ik had niet eerder van haar gehoord. Deze oude dame is deze zomer overleden, kort voordat ik hier in Tilburg aankwam. Het schijnt dat haar gedichten een nogal pessimistische kijk op het leven bieden. Een recensent schreef dat het bij haar meestal draaide om ‘de angst en de eenzaamheid die een mens voelt in zijn confrontatie met de tijd’. Grappig dat ik nu op deze steen moest stuiten. Laat ik die tekst een andere keer nog maar eens goed lezen. Want die steen, ach die steen ligt er immers nog wel even.
maandag 24 oktober 2011
De straat op
Je hoeft maar een winkelcentrum binnen te lopen of ze staan er weer, die mensen die je aanspreken voor van alles en nog wat. Een abonnement, een goed gesprek met onze Lieve Heer, of een bijdrage voor zielige zeehondjes. Of anders dat je zeker ook moet vinden dat het schandalig is, al die misstanden in de maatschappij. Voor je het weet moet je een handtekening zetten, een blaadje lezen, een muntje in een bus stoppen of je mening geven voor een cameraploeg. Dus ik kijk met enige huiver uit naar mijn plan om de wijken in te gaan. Amper begonnen, lig ik nu al op straat. Hoe kom ik op het idee. Ik lijk wel zo’n politicus die voor het oog van de camera wil laten zien dat ie gevoelig is voor de stem van het volk. Toch is het een oprechte poging om er achter te komen in welke stad ik nu eigenlijk ben beland.
Ik raak nu een beetje gewend aan het dagelijkse publiek in onze foyers. Ik maak een babbeltje links en rechts en spreek de brave burgers bij een klassiek concert en de nerveuze moeder met drukke kinderen voor de voorstelling in de herfstvakantie. Ze zijn allemaal even aardig en openhartig, leer mij de Brabanders kennen. Maar de mensen die niet komen ken ik niet. Ik kan ze niet vragen waarom ze niet zijn gekomen, want ze zijn er niet. Tenzij ik de mensen zelf opzoek natuurlijk. Vandaar het initiatief voor een heuse ‘Rob on tour’. Buiten het zicht van camera’s, zonder microfoons en zonder enquêteformulieren. Gewoon een babbeltje met de Tilburgers over hun eigen schouwburg en concertzaal. Als ze dat tenminste ook zo zien. Ik bedoel dat het van henzelf is, die fraaie podia. Want ze zijn natuurlijk niet van mij die gebouwen, ach welnee. Ik mag er alleen voor zorgen dat ze zoveel mogelijk opleveren voor deze stad en haar inwoners. Ik ben slechts de directeur die, eigenlijk als een soort rentmeester, zorg draagt voor de culturele grandeur en de service in dit culturele erfgoed aan de Schouwburgring. Dus begrijpt u mij niet verkeerd, let u vooral niet op mij, ik ben slechts uw nederig dienaar.
Maar nu zonder gekheid. Deze week zit ik bijvoorbeeld in een brasserie in Tilburg-Noord en een cafetaria in De Blaak. Ik vraag wat mensen bij me aan tafel voor een kop koffie en een stuk appelgebak. Gewoon voor een praatje. Niet over het weer of over de politiek, maar over theater en muziek. Over wat dat voor hen betekent en of ze wel eens naar een uitvoering van het een of ander gaan. En als dat dan niet de schouwburg of de concertzaal is, waarom dan niet. Misschien bieden we niet wat zij leuk vinden of weten ze niet wat er te doen is. Of wel, maar wie weet is het te duur, of staat hen juist het publiek van onze podia niet aan. Ik weet het niet, maar ik wil er wel graag achter komen. Als ik de drempels weet, kan ik ze misschien weghalen.
Wetenschappelijk gezien is het natuurlijk niet zo veel waard zo´n straatonderzoekje. Want echt representatief kan het niet worden. Ik heb geen tijd om 1.500 Tilburgers te spreken, hoe graag ik dat ook zou willen. Al ga ik dit de komende weken wel op maar liefst zes plekken doen in deze grote stad. En ik denk dat ik er heel veel van ga opsteken, van deze versnelde introductiecursus ´Tilburg voor beginners´. Dat is ook wat waard, dus ik vertrouw er op dat ik mijn schroom wel zal overwinnen om me te scharen tussen straatverkopers en zieltjeswinners. Als u me ziet, loop niet in een boog om me heen, ik wil u niets verkopen, schuif bij me aan tafel. Overwin uw weerzin, zoals ik mijn angst om u aan te spreken overwin. By the way, om u te lokken heb ik nog wat gratis theaterkaartjes in mijn achterzak, dat dan weer wel.
Ik raak nu een beetje gewend aan het dagelijkse publiek in onze foyers. Ik maak een babbeltje links en rechts en spreek de brave burgers bij een klassiek concert en de nerveuze moeder met drukke kinderen voor de voorstelling in de herfstvakantie. Ze zijn allemaal even aardig en openhartig, leer mij de Brabanders kennen. Maar de mensen die niet komen ken ik niet. Ik kan ze niet vragen waarom ze niet zijn gekomen, want ze zijn er niet. Tenzij ik de mensen zelf opzoek natuurlijk. Vandaar het initiatief voor een heuse ‘Rob on tour’. Buiten het zicht van camera’s, zonder microfoons en zonder enquêteformulieren. Gewoon een babbeltje met de Tilburgers over hun eigen schouwburg en concertzaal. Als ze dat tenminste ook zo zien. Ik bedoel dat het van henzelf is, die fraaie podia. Want ze zijn natuurlijk niet van mij die gebouwen, ach welnee. Ik mag er alleen voor zorgen dat ze zoveel mogelijk opleveren voor deze stad en haar inwoners. Ik ben slechts de directeur die, eigenlijk als een soort rentmeester, zorg draagt voor de culturele grandeur en de service in dit culturele erfgoed aan de Schouwburgring. Dus begrijpt u mij niet verkeerd, let u vooral niet op mij, ik ben slechts uw nederig dienaar.
Maar nu zonder gekheid. Deze week zit ik bijvoorbeeld in een brasserie in Tilburg-Noord en een cafetaria in De Blaak. Ik vraag wat mensen bij me aan tafel voor een kop koffie en een stuk appelgebak. Gewoon voor een praatje. Niet over het weer of over de politiek, maar over theater en muziek. Over wat dat voor hen betekent en of ze wel eens naar een uitvoering van het een of ander gaan. En als dat dan niet de schouwburg of de concertzaal is, waarom dan niet. Misschien bieden we niet wat zij leuk vinden of weten ze niet wat er te doen is. Of wel, maar wie weet is het te duur, of staat hen juist het publiek van onze podia niet aan. Ik weet het niet, maar ik wil er wel graag achter komen. Als ik de drempels weet, kan ik ze misschien weghalen.
Wetenschappelijk gezien is het natuurlijk niet zo veel waard zo´n straatonderzoekje. Want echt representatief kan het niet worden. Ik heb geen tijd om 1.500 Tilburgers te spreken, hoe graag ik dat ook zou willen. Al ga ik dit de komende weken wel op maar liefst zes plekken doen in deze grote stad. En ik denk dat ik er heel veel van ga opsteken, van deze versnelde introductiecursus ´Tilburg voor beginners´. Dat is ook wat waard, dus ik vertrouw er op dat ik mijn schroom wel zal overwinnen om me te scharen tussen straatverkopers en zieltjeswinners. Als u me ziet, loop niet in een boog om me heen, ik wil u niets verkopen, schuif bij me aan tafel. Overwin uw weerzin, zoals ik mijn angst om u aan te spreken overwin. By the way, om u te lokken heb ik nog wat gratis theaterkaartjes in mijn achterzak, dat dan weer wel.
maandag 3 oktober 2011
Zoetigheid
Het staartje van de zomer is een tropische verrassing, ook in Tilburg. Terrassen zijn overvol, mijn agenda puilt uit met afspraken. Ik ben in de fortuinlijke positie dat allerlei interessante mensen met me willen kennismaken. Dus fiets ik soms gehaast op een oude damesfiets door de stad en ontdek mijn nieuwe werkomgeving. Ik barst van enthousiasme en energie, ik lijk wel verliefd. Om je een idee te geven. Weet je nog hoe spannend het was, die eerste keer? De eerste keer een diploma halen, je eerste zoen of je eerste huis? Dat bruisende, die kriebels in je buik, de euforie in je hoofd. Haal dat gevoel even terug en je weet hoe ik me door mijn nieuwe stad beweeg.
Alles is nieuw en veel dingen doe ik weer voor de eerste keer. De eerste voorstellingen, maar ook de eerste gesprekken met het management over de toekomst van Theaters Tilburg en het eerste onderonsje met de burgemeester. En dus ook de eerste lastige personeelsgesprekken en de eerste harde noten. Ik ben immers niet in een tijd van windstilte begonnen. De komende jaren zullen we bij Theaters Tilburg het nodige moeten veranderen om net zo succesvol te blijven als we al jaren waren. In zo’n groot bedrijf gaat dat niet vanzelf. Ik zal mijn best moeten doen om mensen te overtuigen en motiveren. En om lastige keuzes te maken. En geloof me, dat valt niet mee. Mensen werken bij ons met passie om al die voorstellingen en concerten mogelijk te maken. Om het u als publiek zo goed mogelijk naar de zin te maken. Dus als dat minder moet, of heel anders, dan is dat niet zonder slag of stoot veranderd. Ik zal het ook deze winter nog af en toe knap warm krijgen.
Het mooie van mijn vak is dat het elke avond weer feest is en steeds weer nieuw. Met soms momenten die een moment markeren, gedenkwaardig maken. Zoals de première van cabaretier Leon van der Zanden afgelopen zaterdag. Een Brabantse jongen, alleen op een podium. De volle zaal die lacht en wordt meegenomen in zijn sappige vertellingen. Meestal van harte, maar soms ook besmuikt gniffelend om het vulgaire universum van deze dertiger. Tijdens zijn show was hij druk in de weer met het schillen van appels, peren en kiwi’s. Om die vervolgens in een groot wit apparaat te vermalen en uit te persen. Het sap en vruchtvlees spatte in het rond. Ik zal niet alles verklappen, maar aan het einde nam een met fruitsmurrie besmeurde cabaretier het daverende applaus in ontvangst. Ik zat op het zijtoneel met een bosje bloemen en kreeg een zetje van de technicus.
De eerste keer het toneel op voor de bloemen. Normaal geef ik de artiest braaf de hand, nu aarzelde ik bij het zien van zijn kleverige gezicht en handen. Maar goed, voor het oog van het publiek kon ik niet achterblijven. Ik gaf hem een hand, hij trok me naar zich toe en fluisterde: ‘zoenen’. Een tweede aarzeling, ik zoen meestal geen artiesten op het toneel. Het klonk een beetje als die aanmoediging in dat reclamefilmpje, waarbij een zwart duiveltje op de schouder van een jonge man blijft roepen: ‘zoenen, zoenen, zoenen’. Dus deed ik dat maar. Achter de coulissen veegde ik mijn gezicht schoon en likte ik mijn lippen. Ik had het warm, het was plots weer zomer. Je kan van zijn programma zeggen wat je wil, maar Leon van der Zanden smaakt als een tropische verrassing.
Alles is nieuw en veel dingen doe ik weer voor de eerste keer. De eerste voorstellingen, maar ook de eerste gesprekken met het management over de toekomst van Theaters Tilburg en het eerste onderonsje met de burgemeester. En dus ook de eerste lastige personeelsgesprekken en de eerste harde noten. Ik ben immers niet in een tijd van windstilte begonnen. De komende jaren zullen we bij Theaters Tilburg het nodige moeten veranderen om net zo succesvol te blijven als we al jaren waren. In zo’n groot bedrijf gaat dat niet vanzelf. Ik zal mijn best moeten doen om mensen te overtuigen en motiveren. En om lastige keuzes te maken. En geloof me, dat valt niet mee. Mensen werken bij ons met passie om al die voorstellingen en concerten mogelijk te maken. Om het u als publiek zo goed mogelijk naar de zin te maken. Dus als dat minder moet, of heel anders, dan is dat niet zonder slag of stoot veranderd. Ik zal het ook deze winter nog af en toe knap warm krijgen.
Het mooie van mijn vak is dat het elke avond weer feest is en steeds weer nieuw. Met soms momenten die een moment markeren, gedenkwaardig maken. Zoals de première van cabaretier Leon van der Zanden afgelopen zaterdag. Een Brabantse jongen, alleen op een podium. De volle zaal die lacht en wordt meegenomen in zijn sappige vertellingen. Meestal van harte, maar soms ook besmuikt gniffelend om het vulgaire universum van deze dertiger. Tijdens zijn show was hij druk in de weer met het schillen van appels, peren en kiwi’s. Om die vervolgens in een groot wit apparaat te vermalen en uit te persen. Het sap en vruchtvlees spatte in het rond. Ik zal niet alles verklappen, maar aan het einde nam een met fruitsmurrie besmeurde cabaretier het daverende applaus in ontvangst. Ik zat op het zijtoneel met een bosje bloemen en kreeg een zetje van de technicus.
De eerste keer het toneel op voor de bloemen. Normaal geef ik de artiest braaf de hand, nu aarzelde ik bij het zien van zijn kleverige gezicht en handen. Maar goed, voor het oog van het publiek kon ik niet achterblijven. Ik gaf hem een hand, hij trok me naar zich toe en fluisterde: ‘zoenen’. Een tweede aarzeling, ik zoen meestal geen artiesten op het toneel. Het klonk een beetje als die aanmoediging in dat reclamefilmpje, waarbij een zwart duiveltje op de schouder van een jonge man blijft roepen: ‘zoenen, zoenen, zoenen’. Dus deed ik dat maar. Achter de coulissen veegde ik mijn gezicht schoon en likte ik mijn lippen. Ik had het warm, het was plots weer zomer. Je kan van zijn programma zeggen wat je wil, maar Leon van der Zanden smaakt als een tropische verrassing.
vrijdag 16 september 2011
De nieuwe stad
Ik zal het u meteen bekennen, Tilburg was voor mij geen liefde op het eerste gezicht. Als Eindhovenaar had ik als tiener wel een beeld, al kwam ik hier maar heel af en toe. Nu ik hier dagelijks rondloop blijkt de werkelijkheid anders. Natuurlijk, de stad is geen schoonheid in de klassieke zin van het woord. Met steden is het soms net als met mensen, de ware schoonheid zit binnenin. Om dat te zien, dat kost nu eenmaal wat meer tijd. Ik ben nog maar een paar weken binnen en er begint zich al iets van een verliefdheid te ontwikkelen. Er speelt hier van alles, het bruist, maar ik kan het nog niet doorgronden.
Als nieuwe man bij Theaters Tilburg wil ik de stad en haar inwoners graag leren kennen. Dus doe ik zo mijn verkenningsrondjes. Eerst in eigen huis, om eens te zien hoe het reilt en zeilt bij de schouwburg en de concertzaal. En bij het Midi-theater, dat nog honderd dagen onder onze hoede valt. Zonder er ook maar iets aan te hebben bijgedragen ben ik trots op het programma dat we in het nieuwe seizoen gaan brengen. En trots op de fraaie gebouwen waarin dat allemaal staat te gebeuren. En als bezoeker heeft u al jaren in de gaten dat Theaters Tilburg sterke mensen heeft op de juiste plek. Daar kom ik nu dus ook achter. Een waardevolle erfenis van mijn voorganger Leo Pot, die hier twintig jaar lang de scepter zwaaide.
Het was wel een rare tijd om in Tilburg te beginnen. Niet alleen omdat het nog zo stil is in huis. Dat hoort nu eenmaal bij een theater in de zomer. Nee, het was vooral het overlijden van 013-baas Guus van Hove dat de stemming bepaalde. Ook ik werd stil van dit nare bericht en stond stil langs de kant bij de herdenkingsdienst. De schok davert nog een tijdje na, al herneemt eenieder zich wonderwel. Dat bewijst het festival Incubate wel deze week. Eigenzinnigheid vult de straten en podia in de stad. De stilte wordt verdrongen door pianomuziek tot ´s avonds laat op elke straathoek van het centrum. Terwijl het Brabants Orkest vanavond voor het eerst dit seizoen de concertzaal bespeelt.
Tegelijkertijd raast er al tijden een economische storm door Europa. Dat leidt tot een oneindige stroom van onheilstijdingen in de media. Met de vroegtijdige onthulling van de miljoenennota deze week als voorlopig dieptepunt. Het is niet moeilijk je in die berichtgevingen mee te laten sleuren. Het is uitdagender om te blijven werken aan een veelbelovende toekomst. Om hardop te dromen en te bedenken hoe het beter, slimmer en vooral mooier kan. Want daarvoor ben ik hier theaterdirecteur geworden. Omdat ik geloof in de kracht van de verbeelding. Omdat ik geloof dat wat er gebeurt op onze podia bijdraagt aan het geluk van de mensen in de zaal. Eigenlijk ben ik manager van een bedrijf dat onderdak biedt aan dromen. Want alles wat je hier ziet en hoort is uit het niets ontstaan. Omdat er iemand was die een idee kreeg, die hardop durfde te dromen en daar handen en voeten aan gaf.
Dus daag ik u uit. Lees geen krant, laat radio en TV uit, open de ramen en de deuren. Blijf niet thuis en ga de straat op. Geniet van wat deze stad u te bieden heeft. In de straten en op de pleinen. Want als het stormt in de wereld, dan kun je beter samen zijn. Wij bieden u onderdak, kom wegdromen hier in huis. Geniet van het vele moois dat we u te bieden hebben. Ik zal uw gastheer zijn, ik wijs u de weg, zoek me op aan de deur.
woensdag 31 augustus 2011
De eerste Steen
Iemand moet de eerste zijn, op een keer moet je beginnen. Dus schrijf ik een eerste test blog, om te zien of alles werkt. En hoe het er dan uitziet als de mensen het lezen. Want daar draait het toch om, die mensen. Artiesten en publiek. Als directeur van Theaters Tilburg is het voor mij de uitdaging de schouwburg en concertzaal een nieuw gezicht te geven. Een gezicht waarvan het publiek denkt, Oh ja, dat is 'm. En dus niet die mijnheer die voorheen hier twintig jaar lang werkte. Dat kan door er te zijn, 's avonds aan de deur. Maar ook door zo af en toe te schrijven over de belevenissen in deze grote stad. Dus dat neem ik me voor, om elke maand een blog te posten. Die linken we dan door naar de website van Theaters Tilburg, zodat iedereen het kan lezen. En zo een beetje een beeld kan krijgen wat er allemaal gebeurt in en rond deze fraaie voorziening. Volgt u mij? De eerste steen is gelegd, ik kan rustig gaan bouwen.
Abonneren op:
Posts (Atom)