zaterdag 28 januari 2012

De dag waarop de toekomst begon

In alle steden en dorpen werd de vlag gehesen op de dag dat ik werd geboren. In het ziekenhuis kreeg mijn moeder die middag een sinaasappel. Het was feest in het land. Tot ik een jaar of zeven, acht was geloofde ik mijn vader op zijn woord. Dat ik voor het geluk geboren ben, dat daarom iedereen op mijn verjaardag feest viert. Ik denk niet dat ik me bedrogen voelde op het moment dat ik de waarheid ontdekte. Nee, een trauma heb ik er niet aan over gehouden. Het moet wel rond die tijd zijn geweest dat ik me realiseerde dat de wereld niet alleen om mij draait. Dat de auto’s in de straten niet oneindig rondjes rijden om mij te plezieren. En dat de mensen in de winkels er ook zijn als ik niet kijk. Dat geloofde ik namelijk echt, dat ik in een soort Truman Show leefde die door Onze Lieve Heer werd gedirigeerd.

Mijn verjaardag is een belangrijke dag gebleven, ook nadat ik me ervan bewust werd dat Hare Majesteit diezelfde dag 29 jaar eerder werd geboren. Al doe ik het wel vaker, vooral op die dag vraag ik me af wat de toekomst me zal brengen. Welke gebeurtenissen er in het verschiet liggen, wat ik vermoed of wil dat mij en mijn geliefden gaat overkomen. Vorig jaar wist ik niet dat ik nu in Tilburg de scepter zou zwaaien over zo’n fraaie concertzaal en schouwburg, ik droomde er wel van. Het leven is niet maakbaar, het werkt wel als ik af en toe een handje help. Ik ben geen helderziende, veel blijft in duisternis gehuld. Pas als de zon doorbreekt besef ik waarin ik ben beland.

De afgelopen weken en maanden is er druk nagedacht over de toekomst. Ja, over die van mijzelf en mijn gezin, erg belangrijk, maar dat bedoel ik niet. Ik bedoel vooral de dromen van alle mensen die werken in de culturele sector in Nederland. Na de woede en de rouwperiode die volgden op de plannen van onze staatssecretaris Zijlstra is er een soort nieuwe werkelijkheid ontstaan. Onder druk wordt alles vloeibaar, zelfs bureaucratische culturele bolwerken die voorheen onaantastbaar leken. Om zoveel mogelijk ruimte te bieden aan de verworvenheden die ons land rijk is, wordt druk nagedacht over de vraag hoe we dat allemaal overeind houden als er zo zwaar gesnoeid wordt in de beschikbare budgetten. En dus worden fusieplannen aangekondigd, besluiten theaters, musea of orkesten zichzelf op te heffen en zien we collectief plots kansen die eerder onzichtbaar bleven.

Deze week las ik de meerjarenplannen van mijn collega’s van Het Zuidelijk Toneel, Incubate, Tilburg Dansstad, Festival Cement en de Krakeling. Plannen die op mijn verjaardag worden ingediend bij verschillende fondsen en overheden en waarin wordt verwoord wat die voorzieningen nu zo bijzonder maakt. Waarom ze een plekje verdienen in het nieuwe culturele bestel, hoeveel financiële steun daarbij hoort. Ik werd getroffen door de gedrevenheid en het enthousiasme. Door de oorspronkelijke visies op de functie van podiumkunsten in een land in recessie waarin populisme hoogtij lijkt te vieren. Dat we er bijvoorbeeld samen op vertrouwen dat jonge theatermakers en musici tegen de economische recessie in zullen werken aan hun eigen ontwikkeling. Dat het publiek blijft komen naar belangwekkende voorstellingen op onze podia.

Ondertussen weten we echt wel dat die toekomstdromen niet allemaal waar zullen worden. Dat er zich in Nederland een aardverschuiving voltrekt waar de komende jaren nog heel wat cultuurwetenschappers aan de UvT op zullen promoveren. We weten dat de wereld niet alleen om cultuur draait, dat er andere belangrijke maatschappelijke vraagstukken zijn die ook om aandacht vragen. We hullen we ons nog even in een prettig soort naïviteit. In afwachting van de oordelen van kunstraden, van de beslissingen door politici en onwetenden hijsen we de vlag en vieren we de cultuur. In mijn hoofd hoor ik de Brabantse theatermaker Peer de Graaf zingen: “Ooh, er is nog niets verloren, ik word elke dag opnieuw geboren.”